Er is een lijst vastgesteld van personen woonachtig in Soerakarta/Solo tijdens de bloedige periode aan het begin van de Indonesische Revolusi.
Vanaf oktober 1945 werden in Soerakarta/Solo Indo-Europese vrouwen,kinderen en (oudere) mannen, veelal “Buitenkampers , door Indonesische Nationalisten voor hun eigen veiligheid in kampen geïnterneerd. Deze kampen werden bekend als “Beschermingskampen”.
Ik zoek via mail kontakt met nabestaanden van in onderstaande lijst vermelde personen uit Soerakarta/Solo, zodat eindelijk vastgesteld kan worden wat er met deze personen precies gebeurde in de periode oktober 1945 -1946.
Informatie te sturen aan Peter van den Broek: vandenbroek@libero.it
| naam | voornaam | |
| Arroo | Georgine Albertine | |
| Baier | Charles Nicolaas Leopold | |
| Bastiaans | Rudolph Leonard | gepens. Soldaat |
| Baume | Ferdinand Charles | gepens. Machinist StaatsSpoorwegen |
| Betist | Astrid Roselina Johanna | |
| Brohet | Willem Frederik hendrik | scholier |
| Bronckhorst | Theo John | |
| Brugghe | Frans Willem Eduard | |
| Brugghe | Waldi Frans | |
| Bruynsteen-Bousché | Johanna | |
| Butteling | Marie Cipriaan Thomas | |
| Charles | Lodewijk Ferdinand | |
| Denkelaar | Paul Henri | |
| Doeve | Karel Willem | |
| Dujardin | Eduard Julius | Inspecteur Gem. Waterleiding |
| Dumoulin | Frans Jozeph | gepens. KNIl-fourier |
| Eekhout | George Willem | snijveld opzichter SF Seloredjo Djombang |
| Esch, van | Gerardus Jozeph | |
| Esch, van | Maria Theresia | |
| Esch, van | onbekend | |
| Esch, van – Doornweerd | Marie Eveline | |
| Esch,van | Margaretha Francisca Maria | |
| Fisher | Paul Adriaan | gepens. PTT-ambtenaar |
| Genderen van-Dekker | Juliana Louisa Emma Wilhelmina Maria | |
| Gortmans | Johan Felix Anton | |
| Guldenaar | Gerrit | |
| Hamar de la Brethoniere | Pierre | chef opnemer Boswezen |
| Hoorn | Richard | |
| Jol | Willem | gepens. KNIL-sergeant |
| Jong, de | August | gepens. KNIL militair |
| Kanter, de | Louis Eugene | |
| Knust Graichen | Frank Ebhard Lodewijk | gepens. Controleur belastingen |
| Krul | Christiaan | |
| Lang de | Willem Hendrik Theodoor | gepens. Sergeant-majoor |
| Linden, van der-Gelder, van | Josephina Charlotte Sophia | |
| Mendelsohn-Flohr | Cornelia Ernestine | |
| Moll | Eveline | |
| Mooi | Roosminah, inlandse | |
| Muskens | Eduard Willem Eugene | |
| Niederer | Johny Emile Carolus | gepens. KNIL-brigadier |
| Nobbe | Hendrik | |
| Peeters | Louis Herman Gerard | gepens. Administrateur gevangeniswezen |
| Pelsmaeker | Karel Willem | |
| Proost | John Eduard Leonard | |
| Rijken Rapp-Gout | Eleonore Corrie (Corry) | |
| Saltzmann-Burer | Pauline | |
| Wallenburg | Hendrikus Cornelis | |
| Warlich | Johan Hijbert | |
| Warlich | Dolf | gepens. sergeant schrijver |
| Weiler – Muntenaar | Margaretha Paulina | |
| Willemsen | Gustaaf Emile | |
| Wirschuleit-Heffelaar | Anna |





















































Baume, Ferdinand Charles
is mijn overgrootvader.
De aanleiding om dit onderwerp te bespreken is het nieuwe boek van mevrouw Mary van Delden, getiteld “De andere kant van de Bersiap”. Daarin wekt ze de indruk dat Nederlanders niet werden geïnterneerd, maar om veiligheidsredenen bescherming kregen in Republikeinse kampen. Anders zouden ze het risico lopen door kwaadwillige groeperingen te worden gelyncht.
In Solo was er volgens haar geen hongersnood, de behandeling was dragelijk en er waren geen mishandelingen of handtastelijkheden. “In enkele kampen in Solo en omgeving waren er slechte voedselomstandigheden, maar die verbeterden toen het Internationale Rode Kruis voor extra voedsel zorgde en de officiële Indonesische instantie (BOP) het beheer van de vrouwenkampen overnam van de Barisan Pemberontakan Repoeblik Indonesia (BPRI) (de groep van Boeng Soetomo).” “Ze mochten vrij komen en gaan.” “In Solo vonden geen moordpartijen of plunderingen plaats en de Nederlanders werden met rust gelaten.” Mary van Delden noemt deze kampen Beschermingskampen.
Maar is de positieve beschrijving van deze Republikeinse kampen door Mary van Delden een getrouwe weergave van de gebeurtenissen in de Residentie Soerakarta/Solo?
Want bovenstaande en voorlopige lijst bevat 50 namen van mensen die in 1946 alleen al in Soerakarta (Solo) in BESCHERMINGS-kampen zijn overleden. De doodsoorzaken die worden genoemd zijn onder meer: uithongering en slechte hygiëne, ondervoeding en mishandeling, dood door internering, ondervoeding en dysenterie. Er werd ten minste één gezin vermoord, bestaande uit 5 leden van de familie Van Esch, familie van het Haagse raadslid Andrew van Esch. https://indisch4ever.nu/2024/02/28/bersiap-spontane-herdenking-in-haagse-raadzaal/. De lijst kan eenvoudig worden uitgebreid met mensen die onder verdachte omstandigheden in andere kampen in de residentie Soerakarta zijn overleden.
ù
Dysenterie is een bacteriële ziekte veroorzaakt door slechte hygiëne, een ziekte die veel voorkwam in Japanse interneringskampen. Wat er in de Residentie Soerakarta gebeurde, zou toeval kunnen zijn: een dysenterie-uitbraak kan veel slachtoffers maken, vooral bij kinderen, vrouwen en oudere mannen.
Maar als Soerakarta geen op zichzelf staand geval was, geen uitzondering maar eerder de regel, wat blijft er dan over van de bewering van Mary van Delden dat de Republikeinse kampen beschermingskampen waren en dat mensen om humanitaire redenen in kampen werden vastgehouden?
Neem nou een willekeurig voorbeeld als Malang, waar in Republikeinse kampen een “dysenterie-epidemie” heerste à la Japanse interneringskampen, die tientallen, nee, meer dan honderd slachtoffers eiste. Er werd ten minste één persoon vermoord.
Dan begint het erop te lijken dat de Republikeinse kampen een verlengstuk waren van de bloedige gebeurtenissen aan het begin van de Indonesische Revolutie, in Nederland ook wel bekend als de Bersiap.
Wordt er dan uit een gestructureerde beschrijving van de gebeurtenissen duidelijk dat er sprake was van internering, die wellicht een andere vorm van de Bersiap was? Er is veel voor te zeggen!
@PetervandenBroek; ‘een verlengstuk waren van de bersiap etc.’- Klopt! In Indonesische kampen opgebracht= veiligheid tegen die schreeuwende/molesterende pemoeda bendes! Dus beschermd(!) te zijn. Dat eea. niet al te zachtzinnig gebeurde is inherent aan die haatperiode tegen ons.
– Sharir okt.’45;’geheel onbewust werd onze jeugd door Japan beïnvloed en deed zij in haar wijze van optreden en zelfs in haar wijze van denken de Japanners na. Haar geestdrift uitte zich vooral en wel voornamelijk tegen Nederlanders, Indo’s( toch een deel van ons volk), Ambonezen, Timorrezen, Tionghoanezen/Chinezen en de bestuur gilde etc. Al deze tekenen van verwarring zullen niet alleen de kapitalistische wereld, doch ook de internationale arbeidersklasse verontrusten’