7 juni boekpresentatie ‘Indische adel’

Universiteit Leiden: Op vrijdag 7 juni om 15:30 vindt de boekpresentatie plaats van het boek Indische adel van Egbert Fortuin in de vorm van een symposium over Indische familiegeschiedenis. Inloop vanaf 15:00. Aanmelden verplicht. Na afloop van het event is er een borrel in de Brasserie van het Academiegebouw, waar u het boek ook kunt aanschaffen.

Indische Adel is een uniek en tegelijkertijd herkenbaar relaas over het “Indisch worden” van een Hollandse familie. In 1816 werd Aegidius van Braam uit Delft in de adelstand verheven. In 1939 overleed Sophia, het laatste familielid met een adellijk predicaat, in Jogjakarta. Zij was anders dan haar grootvader Aegidius een gekleurde vrouw. Hoe kwam het dat de familie Van Braam het adellijke predicaat verloor? Had dit te maken met hun huidskleur?

Meer over Nederlandse adel in Indië :
In Nederland bevinden zich thans ongeveer 280 geslachten die tot de adel van het koninkrijk  behoren. Daarvan hadden er 139 een band met Nederlands-Indië, vooral omdat een tak van de familie er in de afgelopen twee eeuwen geruime tijd was.

Dit bericht werd geplaatst in agenda - evenementen, Boeken. Bookmark de permalink .

23 Responses to 7 juni boekpresentatie ‘Indische adel’

  1. vandenbroek@libero.it schreef:

    @ Ellen

    Augusta de Witis wel het verkeerde voorbeeld.
    Augusta de Wit, dochter van een resident, werd als het ware met de koloniale oogkleppen geboren. Dit hoeft echter niet alles te zeggen, laten we het genuanceerd houden.
    Haar personages zijn inderdaad vaak Europeanen en Indonesiërs, en de relaties tussen hen worden belicht vanuit een koloniaal (wit) perspectief. Maar wat schrijft zij over Indo-Europeanen, behalve dat deze “mestiezencultuur langzamerhand zou verdwijnen”! Volgens De Wit staan Indo-Europeanen aan de marge van de maatschappij en zijn ze tot verdwijnen gedoemd. Zelfs sommige Indo’s ook wel Indische Nederlanders genoemd, geloven in dit soort sprookjes zonder verantwoord en empirisch onderzoek te doen. Maar geloven doe je in de kerk, niet in dit soort ongenuanceerde generalisaties.

    Herbert Marcuse biedt een andere en verhelderende verklaring van de Indo als marginale man in een koloniale omgeving. In een koloniale context kan iemand van gemengd Europese en inheemse afkomst inderdaad als een marginaal persoon worden beschouwd, niet volledig geaccepteerd door een van beide groepen. Het concept van de marginale man krijgt in zo’n samenleving een nieuwe betekenis. Deze individuen, kunnen vanwege hun buitenstaanderschap, een uniek perspectief hebben. Ze kunnen kritischer staan tegenover de dominante ideologie (witte superioriteit) en mogelijk Change Agent worden.

    Echter, marginalisatie kan leiden tot vervreemding en een gevoel van machteloosheid. Individuen zijn niet altijd in staat om hun kritische perspectief om te zetten in effectieve actie. Wellicht kan het boek van prof. Egbert Fortuin over de Indo-Europese adelijke familie Van Braam en hun familie relaties daar meer duidelijkheid over geven.

    Opmerkelijk is wel dat in deze discussie zowel een Totok- (A. de Wit) als een Indonesische (L. Ayu Saraswati) bron worden aangehaald, ter staving van het eigen gelijk. Wellicht is er (empirisch) meer te halen uit het onvergetelijke en verhelderend boek “Smeltkroes Batavia – Europeanen en Euraziaten in de Nederlandse vestigingen in Azië” (1988). Echter, de schrijfster van dit standaardwerk, Jean Gelman Taylor was helaas zelf een Indo.

    Als zelfs Indo’s hun klassiekers niet kennen, wat blijft er dan van hun identiteit over?

  2. ellen schreef:

    Elk tijdperk heeft zijn eigen tijdgeest. Tot aan het einde van de negentiende eeuw kon de samenleving van Nederlands-Indië gekarakteriseerd worden als een mestiezencultuur waarin de subtiele verschillen in huidskleur van de inwoners niet alom bepalend waren voor hun sociale status. Vooral in de koloniale samenleving in Java – en in mindere mate in het gebied rondom Makassar – werd gekenmerkt door hybriditeit. Talloze mannelijke en vrouwelijke leden van belangrijke Indische families hadden een café-au-lait of olijfkleurige huid – in Java ook wel koelit langsep genoemd. Sinds de zeventiende eeuw was Java vooral een ‘settler colony’ geweest. Van af het begin van de Nederlandse aanwezigheid in Zuidoost-Azië had de VOC mannen naar Java gestuurd, primair om de handelsbelangen van de Nederlandse Republiek te behartigen. Deze blanke mannen verbonden zich meestal met inlandse vrouwen óf in het concubinaat óf in het huwelijk. In de loop der eeuwen ontstond een groep van grote interraciale families die de Nederlands-Indische elite vormden. In de twintigste eeuw werd deze gemengde, hybride samenleving verstoord door de nieuwe impulsen van zowel de Ethische Politiek als Westerse kapitalistische belangen op micro- en macroniveau. Voorheen vervulden Nederlands-Indische vrouwen die tot de koloniale elite behoorden nog niet een symbolische rol als belichaming van de zogenaamde culturele superioriteit van het Westen. Dit veranderde na 1900 toen er vaker van Europese vrouwen werd verwacht dat zij een voorbeeldige zelfbeheersing en beschaafde manieren ten toon zouden spreiden. Hierdoor zou de mestiezencultuur langzamerhand verdwijnen en het contrast tussen de Europese gemeenschap en de inlandse samenleving groter worden, bedoeld om de winsten die op Westerse ondernemingen werden geboekt, te verantwoorden en garanderen.
    Bron: Augusta de Wit: De godin die wacht, 1903)

  3. vandenbroek@libero.it schreef:

    De koloniale mentaliteit en het racisme van die tijd speelden een belangrijke rol in de manier waarop huidskleur werd bekeken en ervaren door Indo-Europeanen.
    De koloniale samenleving was sterk hiërarchisch opgebouwd, met Europeanen aan de top, Indo-Europeanen (mensen van gemengde afkomst, d.w.z. inlandse en Europese) in het midden en inheemse bevolkingsgroepen onderaan. Afkomst en met name huidskleur waren belangrijke factoren in deze hiërarchie, waarbij lichtere tinten als “Europeser” en dus superieur werden gezien.
    Indo-Europeanen ondervonden discriminatie op basis van hun huidskleur, zowel van “volbloed” Europeanen als van inheemse bevolkingsgroepen. Ze werden soms uitgesloten van sociale clubs, scholen, zwembaden en banen die voorbehouden waren aan “echte” Europeanen. Topfuncties binnen het gouvernement werden meestal door “Hollanders” ingenomen. Inheemse bevolkingsgroepen konden Indo-Europeanen als arrogant en neerbuigend ervaren vanwege hun geprivilegieerde positie ten opzichte van hen.
    Binnen de Indo-Europese gemeenschap zelf waren er ook standverschillen gebaseerd op huidskleur. Lichter getinte Indo-Europeanen hadden over het algemeen meer privileges en kansen dan donkerder getinte Indo-Europeanen. Afgezien van KNIL-soldaten trouwden Indo-Europeanen veelal binnen hun eigen etnische groep.
    Het is uit historisch-sociaal perspectief interessant te weten hoe en waar de (voor)ouders elkaar ontmoet hebben. Op zo’n manier ontstaat een soort ‘mapping’ van de Indo-gemeenschap. Bij genealogisch onderzoek is het daarom van belang ook de sociale positie van de voorouders vast te stellen.
    Er was een sterke sociale druk op Indo-Europeanen om zich te assimileren aan Europese normen en waarden om hun sociale status te verhogen. Dit omvatte het aannemen van de Nederlandse taal, westerse kleding en de christelijke religie. Het assimilatieproces benadrukte het belang van “blank” te zijn en hoe lichter de huidskleur, hoe gunstiger de sociale positie. Dit soort aanpassing was ook te bespeuren bij hun “repatriëring” naar het vaderland.
    Huidskleur speelde ook een belangrijke rol in de identiteitsvorming van Indo-Europeanen. Veel Indo-Europeanen worstelden met hun gemengde afkomst en voelden zich soms noch volledig geaccepteerd door Europeanen, noch door inheemse bevolkingsgroepen. De consequenties voor verdere generaties Indo’s in Nederland laten zich raden. De vraag is hoe de etnische achtergrond vooral bij gemengde paren ( Indo-totok) een rol speelt bij de identiteitsvorming van hun kinderen.

    @Egbert. Je boek staat op mijn verlanglijst

    • ellen schreef:

      Al eeuwenlang gold in Azie een lichte huidskleur als fraai. Een donkere huid immers wees op zwaar werk buitenshuis en had dus lagere status.
      De Amerikaans-Indonesische wetenschapper L. Ayu Saraswati, auteur van het boek Putih (‘Wit’, 2017), wijst erop dat al in oude epische gedichten, zoals de Ramayana (Sanskriet, 7de eeuw voor Christus), mooie vrouwen worden omschreven als wezens met witte gezichten die stralen als de volle maan. Volgens haar versterkten tijdschriften en posters tijdens de Nederlandse en Japanse bezetting een reeds bestaand schoonheidsideaal; na het uitroepen van de onafhankelijkheid van Indonesië (1945) was langsat-geel (naar de zachtgele vrucht) even de ideale huidskleur, maar in de jaren zestig bogen Hollywoodposters de gedroomde kleur terug naar wit. Kritische campagnes op sociale media, zoals #darkisbeautiful, of druk op fabrikanten als Unilever of L’Oréal om hun campagnes inclusiever te maken, hebben dat ideaal nog niet kunnen veranderen.

      • Mr. B. schreef:

        Inderdaad. Op televisiestations als Trans TV, RCTI, etc. worden de gehele dag reclamespotjes uitgezonden voor gezichtscrèmes die de huid bleken. Zelfs zonder actief te bleken is de zon de grote boosdoener; bijna elke dagcrème is wel SPF 50 of zo.

        Samen met melkpoeder (formula) die de kinderen véél slimmer maken en (‘s avonds) sigaretten zijn het de grootste verdienmodellen op TV. En winkels zoals Body Shop zijn hier ook heel populair.

  4. vandenbroek@libero.it schreef:

    De term “Indische adel” is koloniaal beladen en heeft in zich eenzijdige connotaties. Een meerzijdige benadering die ook de “inheemse” en andere adelijken belicht, is pedagogisch verantwoord.
    Verschillende adellijke groepen in Nederlands-Indië:
    • Inheemse adel: Deze groep omvatte leden van koninklijke families en andere vooraanstaande families binnen inheemse samenlevingen. Ze bekleedden vaak belangrijke posities in hun gemeenschappen en genoten privileges zoals belastingvrijstelling en toegang tot het bestuur.
    • Europese adel: Deze groep bestond uit Nederlandse adellijke families die zich in Nederlands-Indië hadden gevestigd of er naar toe waren gevlucht. Ze bekleedden vaak hoge posities in het koloniale bestuur of leger, wat resulteerde in een machthebbersklasse met overeenkomsten van een kastesysteem, met nadelige gevolgen van inteelt. Dit werd pijnlijk duidelijk tijdens de Japanse inval in 1942.
    • Indo-Europese adel: Deze groep bestond uit nakomelingen van Europese mannen en inheemse vrouwen. Ze hadden soms een gemengde status en konden in sommige gebieden privileges van de inheemse adel genieten, terwijl ze in andere gebieden als Europeanen werden beschouwd.
    Koloniaal rechtssysteem:
    Het gehele (on)rechtssysteem was gericht op het veiligstellen van het koloniaal-Nederlandse belang. Het diende in de eerste plaats de koloniale belangen en de instandhouding van de koloniale overheersing. De koloniale overheid beschikte over een scala aan repressieve middelen, zoals willekeurige arrestatie, verbanning en deportatie, om dissidenten te onderdrukken en de bevolking te controleren. Naast het Europese recht en adatrecht golden in bepaalde gebieden ook religieuze rechtssystemen, zoals het islamitische recht.
    Het ontbrak aan een uniform rechtssysteem in heel Nederlands-Indië, wat leidde tot rechtsonzekerheid en willekeur. De Gouverneur-Generaal genoot met zijn exterritoriale rechten een “koninklijke” machtspositie die willekeur mogelijk maakte. De verschillen tussen het Nederlandse en het Nederlands-Indische rechtssysteem waren schrijnend en kunnen enkel verklaard worden door een koloniale mentaliteit die kromme zaken recht poogde te praten. Zie hiervoor het voorbeeld van de wetgeving rondom het wettigen van buitenechtelijke kinderen ook wel bastaards genoemd.
    De term “Nederlands-Indische adel” is passender, aangezien deze erkent dat het om een gemengd adellijk systeem ging, gebaseerd op dubieuze regelgeving gericht op het handhaven van westerse, in dit geval Nederlandse, superioriteit.

    Vanuit dit perspectief dient het boek “Indische Adel” beoordeeld te worden.

    • eljfortuin schreef:

      Dank voor de interessante reactie! Heel goed om de koloniale context expliciet te benoemen. Dat doe ik ook in mijn boek. Daarin focus ik trouwens op de familie Van Braam. Dat was een Nederlandse adellijke familie die door huwelijken met Indonesische (inheemse) vrouwen Indo-Europees werd, ofwel mensen met en deels Europese en deels inheemse afkomst. Voor de adellijke status maakte dat trouwens niet uit, want het Nederlands adelsrecht maakt(e) geen onderscheid naar ras, afkomst, etc. Er was dus geen aparte categorie voor adellijke mensen met een (deels) andere dan Europese afkomst. Maar hoe het ook zij. Ik bespreek dus geen Javaanse, Balinese, etc. ofwel inheemse adel. De term “Indisch” is dus inderdaad het adjectief bij “Nederlands-Indië”. Maar dat kan je ook prima lezen als “Nederlands-Indisch”. Termen blijven altijd lastig vind ik trouwens.

      • eljfortuin schreef:

        Nog als toevoeging. Mijn inleiding met daarin ook een uitleg van de door mij gebruikte termen staat al online: https://assets.ctfassets.net/4wrp2um278k7/6fS15S6hhDhqWLmpQLyKe1/31e1c16cbef62b577d152d9d72955b13/9789464563139_inkijk_.pdf
        Ook daar kan je overigens best van mening over verschillen.

      • vandenbroek@libero.it schreef:

        @ Ellen:

        Witte huidskleur speelt in Zuidoost-Azië inderdaad een rol als schoonheidsideaal, en wel als esthetisch element. Geisha’s vormen hiervan een bekend voorbeeld.

        Echter, de betekenis van deze huidskleur verandert compleet in een koloniale context. Zowel de Nederlandse als Japanse kolonisatoren beschouwden zichzelf als raciaal superieur ten opzichte van de inheemse, Indonesische bevolking. Deze perceptie vertaalde zich in een voorkeur voor lichtere huidskleuren, die zij als dichter bij hun eigen huidskleur zagen.

        Wanneer de foto’s in het boek “Indische adel” eigenlijk Indo-Europese adel worden geanalyseerd op huidskleur en daarbij de sociale positie van de personen of hun echtgenoot/echtgenote in de rang- en standenmaatschappij van Nederlands-Indië wordt aangegeven, wordt duidelijk hoe bepalend huidskleur was in deze koloniale maatschappij.

        Het boek van Egbert Fortuin biedt wellicht een waardevolle inkijk in de geschiedenis van een “echte” Indo-Europese (adellijke) familie in de koloniale maatschappij.

        Vaak wordt ontkend dat er in Nederlands-Indië sprake was van een Indo-Europese gemeenschap. Eeen ontkennening van de eigenheid, de identiteit van Indo’s in een koloniale maatschappij
        Het boek van Fortuijn met als voorbeeld de Indo-familie Van Braam kan wellicht een empirisch antwoord geven op de vraag in welke mate er in Nederlands-Indië daadwerkelijk een Indo-Europese gemeenschap bestond met een eigen cultuur.

        De Van Braams. een Indo-Europese adellijke familie navigeerden, net als veel Indo-Europese families, door de complexiteit van de koloniale samenleving, waarbij ze elementen van zowel de Europese als de Indonesische cultuur omarmden, terwijl ze hun eigen unieke identiteit smeedden. Hun verhaal belicht de gedeelde ervaringen en culturele uitingen van Indo-Europeanen en hun lotsverbondenheid.

        Voor de kenners onder ons: Egbert Fortuin studeerde Slavistiek en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam en is momenteel hoogleraar Russische taal- en taalkunde aan de Universiteit Leiden. Naast zijn academische werk doet hij ook genealogisch en historisch onderzoek naar Indische families en Nederlands-Indië.

    • Noordin schreef:

      VdBroek, Dit zijn feiten of halve feiten die samen gaan met uw beeld van Indië.
      Of hoe u het graag zou willen . En dan ook uw over inteelt……
      Er zijn Indo’s met oude Duitse titels of een voorouder met een hoge Duitse titel.
      De voorouder van de familie Goldman kwam uit Duitsland, was niet van adel maar werd wel later in de Nederlanfdse adel verheven, maar wel als jonkheer.
      Enigste tak die nog bestaat is de Indische of de Indo lijn.
      Net als de Europese adel heeft de inheemse adel ook standen van hoog tot laag.
      Dus niet alleen vooranstaande families.
      U wil heel graag de Indo-Europeaan als alleen Europees Indonesisch zien maar realiteit is dat niet zo. U kunt het nooit hard maken dat Indo’s allen van inheemse afstammen. Het is veel diverser dan u denkt. altijd wel lekker zwart- wit……

    • Anoniem schreef:

      Het is allemaal adelijk vlees

  5. ellen schreef:

    Je moet echt het boek Indische adel in bezit hebben om weer zo’n ingewikkeld iets over de Indische geschiedenis te kunnen ontrafelen. Maar voor degenen die aanspraak denken te hebben op een Inlandse prinses kan het speuren naar een nazaat van adellijke Europese oorsprong misschien veel meer resultaten opleveren. Er kwam nogal wat (verarmde) adel uit Europa naar Indie toe op zoek naar fortuin. Rond bijvoorbeeld planterfamilies blijken zich interessante figuren en voorouders verzameld te hebben. Met wortels in de Europese adel, die in de tijd van de VOC hun weg en loopbaan zochten in Oost Indië, het latere Nederlands-Indië.

  6. eljfortuin schreef:

    De wettiging gebeurde in Indië. Daarna kon men bij de minister van justitie vragen om ingeschreven te worden in het adelsregister. De minister vroeg dan hiervoor eerst advies aan de Hoge Raad van Adel. Zie mijn boek voor bespreking van een aantal gevallen.

  7. eljfortuin schreef:

    De wettiging gebeurde in Ned.-Indië door de gouverneur-generaal. Als het ging om een buitenechtelijk kind waarbij geen sprake was van een huwelijk achteraf kon de adellijke titel/predicaat worden overgedragen door te vragen aan de Minsiter van Justitie (in Nederland) om de persoon (het gewettigde kind van de adellijke vader) in te schrijven in het adelsregister. De Hoge Raad van Adel gaf dan advies aan de minister. Zie mijn boek voor een bespreking van dit proces en voorbeelden.

  8. ellen schreef:

    Er was een onderscheid tussen speelkinderen (ongehuwde biologische vader en moeder) en overwonnen of overspelige kinderen (gehuwde biologische vader en ongehuwde moeder). Omdat de ouders van speelkinderen per definitie ongehuwd waren, en ook aan de overige huwelijkseisen voldeden, behoorde een huwelijk tussen hen tot de mogelijkheden. Dit was ook de meest aangewezen weg om hun kind te wettigen, dus alsnog de staat van wettig kind te geven. Van alle onwettige kinderen hadden speelkinderen dus het beste voor dan die van een overwonnen kind. Zo waren niet alleen de wettige kinderen van edel-luiden ‘edel-boortig’, dus van adel, maar ook hun speel- en overwonnen kinderen. ‘Graven en Baronnen-kind’ren alwaart dat die uit ongetrouwde personen of By-sitten verwekt zijn, werden mede onder Edel-lieden gerekent’. Maar deze bepaling van Rooms (d.i. Romeins)-Hollands recht ging – ook vanwege het heersende en bemoeilijkte concubinaat – niet op voor Indo-Europese speel- en overwonnen kinderen. Voor hen gold het afstammingsrecht en het erfrecht van de adel niet altijd. Dit houdt verband met het feit, dat Indië werd beschouwd als een wingewest, waarbij de bevolking van patria en de Oost zoveel mogelijk gescheiden diende te worden gehouden.

    (Bron: Family life onder de VOC. Een handelscompagnie in huwelijks- en gezinszaken. Geschreven door Carla van Wamelen, 2014.)

    • Boeroeng schreef:

      Family life onder de VOC:
      Hier staat dus dat een onechtelijk kind wel een adellijke titel kreeg als de adellijke vader alsnog de moeder huwde.

      • bungtolol schreef:

        Tegenwoordig kun je als vader ontkennen tot je grijs ziet maar er is nog altijd DNA onderzoek ! Zo liepen koning Albert van Belgie en prins Carlos van Bourbon Parma tegen de lamp ! De dochter van koning Albert moest alsnog erkend worden en zij verkreeg meteen de titel prinses van Belgie ! Het onechte zoontje van prins Carlos spande op zijn 18e een rechtszaak aan tegen zijn vader en won die glansrijk ! Hij mag zich nu prins van Bourbon Parma noemen ! Behalve erkennen komen er nog andere zaken om de hoek kijken b.v recht op het kindsdeel bij erfenis .

      • Mr. B. schreef:

        Dat is eigenlijk nog steeds wel een probleem hier Bung. Er zijn nogal wat buitenechtelijke kinderen uit gemengde relaties. En in een land als Indonesië wordt dan -lekker hypocriet- de vader níet op de geboorteakte geplaatst.

        Als de kerel een greintje verantwoordelijk heeft hoeft er niets aan de hand te zijn maar als ie hem smeert, probeer dan maar eens via het gerecht in een westers land een DNA test te verkrijgen.

        Een ‘mooi’ voorbeeld daarvan is iemand met een goede job bij Google die uit een adellijke familie komt. Zijn naam is -hou je vast- Ludwig Franz Willibald Maria Joseph Leonard Erbgraf von Waldburg Wolfegg Waldsee. Wow. Hij verbrak het -volgens hem niet wettige- huwelijk met actrice Jessica Iskandar en verklaarde dat het kind niet zijn zoon was. En daar sta je dan; ze had geluk dat het door haar bekendheid snel viraal ging en de familie een schandaal wilde vermijden. Beetje laat natuurlijk. Maar het toont wel dat de moeder in een ontwikkelingsland in een slechte positie staat.

    • ellen schreef:

      Ja, Boeroeng. Maar er staat ook, dat het Rooms-Hollands recht niet van toepassing was op Indo-Europese kinderen. Dit vanwege het complexe concubinaat in Indie. Voor de Oost (een wingewest) konden andere (rechts)regels gelden dan in patria.

  9. Boeroeng schreef:

    Adellijke titels werden niet doorgegeven aan kinderen die niet in een huwelijk van de manlijke titelhouder werden geboren.
    Dus buitenechtelijke kinderen werden uitgesloten van titel van hun vader. zover ik weet was dit vroeger zo.
    Misschien nu iets andere regels ?
    Vrouwelijke titelhouders (bijv jonkvrouwen) konden hun titel niet doorgeven aan de kinderen, geboren in haar huwelijk.
    Ik dacht dit nog steeds zo is.
    Meer info: https://www.adelinnederland.nl/veel-gestelde-vragen/

    • eljfortuin schreef:

      In mijn boek bespreek ik dit soort zaken, dus wie meer wil weten hierover, zie het boek “Indische adel” bij Walburgpers: https://www.walburgpers.nl/nl/book/9789464563139/indische-adel
      Maar in een notendop. Het adeldom wordt doorgeven via de adellijke vader naar de mannelijke en vrouwelijke kinderen. In Nederland werd/wordt het adeldom binnen het huwelijk doorgegeven, maar in Nederlands-Indië lag dat anders omdat men daar een eigen wetgeving had. Daar kon het adeldom van de adellijke vader door worden gegeven door het buitenechtelijk geboren kind te wettigen. Dit kon bijvoorbeeld door alsnog te trouwen met de moeder van de kinderen of door bij de gouverneur-generaal wettiging aan te vragen zonder dat er sprake was van een huwelijk. Dit ging niet zomaar en het gebeurde alleen onder bepaalde voorwaarden (zie daarvoor “Indische adel”).

      • Boeroeng schreef:

        Maar die wettiging kon toch ook in Nederland gebeuren en dat de Hoge Raad van Adel dit gewettigde kind ook een titel meegaf? Zo begreep ik het .

      • eljfortuin schreef:

        De wettiging gebeurde in Indië. Daarna kon men bij de minister van justitie vragen om ingeschreven te worden in het adelsregister. De minister vroeg dan hiervoor eerst advies aan de Hoge Raad van Adel. Zie mijn boek voor bespreking van een aantal gevallen.

Laat een reactie achter op eljfortuin Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *