EigenZinnig Indisch: Een Bootreis

Een nieuwe serie korte verhalen uit het toetsenbord van Ferry.
De vele reacties op zijn VerreWonderingen waren voor hem aanleiding om in zijn verhalenmap te duiken.
Het resultaat zijn vijf verhalen die de komende weken  zullen worden gepubliceerd onder de titel EigenZinnig Indisch.

EigenZinnig Indisch: Een Bootreis
Auteur: J.F. Geuther (1922 – 2004)

Voorwoord
Na de oproep op Indisch4Ever naar belevenissen op de MS Johan van Oldenbarnevelt ontving ik vragen over mijn reis met dat schip. Het antwoord op die vragen is dit verhaal, geschreven door mijn vader een half jaar voor zijn overlijden in 2004.

Een Bootreis
Jakarta, 5 november 1954.
Het was een drukte van belang op de kade van Tanjung Priok. Handelaren, bemanningsleden, passagiers en heel veel koelies die de bagage van de passagiers de boot in sjouwden. Eindelijk was het dan zover. De scheepshoorn schalde en de Johan van Oldenbarnevelt voer de haven uit terwijl de scheepskapel het Wilhelmus speelde, uitgezwaaid door vele belangstellenden en begeleid door jubelende zeemeeuwen. De passagiers stonden wuivend aan de railing, menig traantje wegvegend. Denkend aan mijn geboorteland, dat ik waarschijnlijk nooit meer terug zou zien, sprongen ook bij mij de tranen in de ogen.

 

Aan boord werden we beziggehouden met spelletjes, wedstrijden, danspartijtjes, optredens van artiesten, enz. Aan dek boeken lezen en kijken naar de golven, de springende dolfijnen of de vliegende vissen, zo werden de dagen doorgebracht. Het leek wel een vakantiereis.
Na een tijdje legde het schip aan in Egypte in de havenplaats Port Said. Mensen van welzijnszorg kwamen aan boord om warme kleding aan de repatrianten te verstrekken. Kooplieden voeren in kleine bootjes langszij ons schip om hun koopwaar te slijten. Het was een boeiend schouwspel van loven en bieden.
We mochten van boord en velen deden dat om de stad Port Said te bekijken. Luus ging met twee vriendinnen een kledingwinkel binnen. De verkoper zag er niet zo vriendelijk uit met zijn baard en snor en grote tulband op zijn verweerde hoofd. Bij het uitzoeken van een jurk voelde ze opeens een hand naar haar benen grijpen. Ze slaakte een harde gil en rende de winkel uit, gevolgd door haar vriendinnen. De zin om verder te winkelen of de stad te bekijken was verdwenen.

Op de kade werd ik benaderd door een Egyptenaar die gezien had dat Luus bij mij hoorde. Hij fluisterde dat hij haar van mij wilde overnemen voor geld of… door inruil van een paar kamelen. Ik was totaal verbouwereerd en liep snel weg. Toen ik het aan Luus vertelde heb ik met een knipoog gezegd dat ik even heb getwijfeld. Ik kreeg de wind van voren!

Het geloei van de scheepshoorn was het signaal dat de reis werd vervolgd.
De weersverwachting voor de volgende dagen was ongunstig. Er werd zware storm verwacht in de Golf van Biskaje en er werden maatregelen genomen om de storm onbeschadigd door te komen. Meubels werden vastgesjord en servies werd ingepakt.
“Laat de storm maar komen”, zei de bemanning stoer.
En de storm kwam, eerst kleine golven, maar die werden snel groter en groter. Het schip begon te schudden en van links naar rechts te schommelen. Meubels schoven van links naar rechts en terug. Alles wat los stond viel om of schoof weg. Veel passagiers werden zeeziek en trokken zich terug in hun hut of slaapzaal met bij het bed een po of emmer om in te spuwen. Die schoven op het ritme van de koekoekwals vrolijk heen en weer.

Toen de storm losbrak, was ik met mijn zoontje Ferry in de leeszaal. Onderweg naar de slaapzaal moest ik een eindje over het dek waar ik, Ferry stevig tegen me aan drukkend, me goed moest vasthouden om niet overboord te worden geslagen.
Geleidelijk nam de wind in kracht af. Het schip kalmeerde. De angst van de passagiers verdween, er werd weer gepraat. Matrozen verschenen met brandslangen op het dek en spoten het grondig schoon. We konden er weer normaal lopen. De Johan van Oldenbarnevelt had de storm doorstaan, tot opluchting van de opvarenden maar ook tot opluchting van de vrienden en familieleden die via de radio op de hoogte waren van onze benarde reis door de storm.

Op 29 november 1954 legde de Johan van Oldenbarnevelt aan in de haven van Amsterdam. Op de kade stonden familieleden en vrienden te zwaaien.
We zagen heel veel kruiers, witkielen, die de bagage van de passagiers de boot uit sjouwden.
Een vreemd gezicht, Hollanders die als koelie sjouwwerk deden, dat waren we niet gewend.
Ja, het zijn ook gewoon mensen.

Bewerkt door: F.G. Geuther © 2015

Dit bericht werd geplaatst in Gast Pikirans. Bookmark de permalink .

Een reactie op EigenZinnig Indisch: Een Bootreis

  1. Jan A. Somers zegt:

    “dat waren we niet gewend.” Voor mij was er het grote verschil in bestrating. In Indië veelal asfalt. In Nederland baksteen klinkers. Het zou een aparte topic kunnen zijn: Welke verschillen zijn me de eerste dagen opgevallen?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.