Rood Wit Blauw en Soerabaja in donkere tinten

Zaterdag 10 mei stonden er in twee artikelen in de Volkskrant.
Hario Kecik (archieftopic I4E) aan het woord in  het artikel ‘Soerabaja in donkere tinten’, open dit: Soerabajaindonkeretinten_kecik
En Jan Somers in ‘Rood Wit Blauw’ ,  download Roodwitblauw-somers  of lees hieronder.

somers1
Jan Somers met zijn Zeeuws meisje en twee kleindochters aan de makan.

Rood Wit en Blauw
Michel Maas en Lidy Nicolasen

Een van de bloedigste perioden uit de Nederlands/Indonesische geschiedenis, de Bersiap (1945-1946), waarin revolutionaire jongeren huishielden onder Indische Nederlanders, is nog steeds met mist en mythen omhuld. Nu de ooggetuigen zeldzamer worden, gingen wij op zoek naar een slachtoffer én naar een dader met de vraag: hoe slaat een gespannen situatie om in een geweldsexplosie? Plus: woensdag verschijnt de biografie van Huib van Mook, de laatste landvoogd, die de controversiële tegenaanval ontketende.

Jan Somers (83) toont zijn portretfoto van toen. Een tengere jongen met een ernstig gezicht. Zijn vader was een blanda totok, een volbloed Nederlander, en was door de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog krijgsgevangen gemaakt en vastgezet in Singapore. Zijn zus zat opgesloten in een vrouwenkamp op Java. Zijn broer in een mannenkamp op Bandung. Zijn moeder was Indisch en vrijgesteld. Jan zag eruit als een Indische jongen en zorgde dat zijn pasje kwijtraakte. Hij bleef liever thuis bij zijn moeder in Surabaya, wat toen nog Soerabaja heette.
‘Tijdens de Japanse bezetting ben ik begonnen met een eigen handeltje. We woonden in een huis met nog drie gezinnen. Het geld raakte op en wat doe je dan? Je moest van alles regelen om in leven te blijven. De fabrieken draaiden nog gewoon door. Er werd enorm gestolen, zeep, margarine, schoenen en kleren, en die spullen werden verkocht op de dievenpasar, een soort zwarte markt voor gestolen waar. Ik kocht daar mijn handeltje en dan fietste ik tien kilometer terug op een ouwe rotfiets naar mijn eigen buurt om daar de boel te verkopen.

‘Ik werd opgepakt door de Kenpeitai, de Japanse militaire politie, en in de gevangenis gestopt. Het ging er daar ruig aan toe. Ik zat er een paar maanden, leuk was het niet. Een Belg heeft me vrij gekregen, ik weet nog steeds niet hoe. Hij had een melkerij even buiten Soerabaja, waar ik te werk werd gesteld. Twee keer per week fietste ik met bussen afgeroomde melk naar de Japanse melkcentrale. Met andere jongens laadden we de vrachtauto’s op, Indische vriendjes hielpen aan de andere kant alles afladen. We jatten van alles, bevroren vis, groenten, rijst. We hebben nooit honger geleden.’

‘Na de capitulatie van Japan wist niemand wat er gaande was, wat er stond te gebeuren. Later heb ik geprobeerd de feiten op een rijtje te krijgen, maar dat is de waarheid niet. De chaos, dat is de waarheid. Het was chaos en dan worden er ook foute beslissingen genomen. Nederlandse vliegtuigen vlogen op enig moment heel laag over. Ze strooiden pamfletten met: hou je rustig, blijf waar je bent, doe geen rare dingen. We vielen onder Brits mandaat en de Japanners was opgedragen de rust te bewaren. Ik bleef gewoon werken bij de melkerij, maar je zag in bepaalde delen van de stad, Soerabaja is heel groot, de eerste barricaden al verrijzen.

‘Ik bezorgde ook melk bij het Rode Kruis, waar informatie over vermiste personen binnenkwam. Er werkten veel Indische dames, ze zaten allemaal achter typemachines en stapeltjes carbonpapier. Van hen hoorden we waar onze familieleden waren. Er heerste daar een euforische sfeer van bevrijding. Iedereen was optimistisch. De eerste bevrijders die wij zagen, waren drie Nederlandse en vier Britse militairen van de Recovery of Allied Prisoners of War and Internees. Ze moesten krijgsgevangenen en burgers opsporen en werden op 18 september ondergebracht in het Oranjehotel, recht tegenover het Rode-Kruisgebouw. De dames daar raakten helemaal in een hoerastemming. De militairen hezen de vlag. Het verhaal gaat dat een van die dames een veel grotere vlag haalde en dat die toen werd gehesen.

‘De Indonesiërs vonden dat helemaal niet leuk. Op 17 augustus had Soekarno in Jakarta de onafhankelijke republiek Indonesië uitgeroepen, tot groot enthousiasme van jonge Indonesiërs. Een paar jongeren hebben de vlag neergehaald, de blauwe baan er afgescheurd en de vlag weer gehesen. Op straat braken vechtpartijen uit. Er viel een dode. De Japanners veegden met harde hand de straat schoon, maar het was de lont in het kruitvat. Het heeft misschien een half uur of een uur geduurd, maar op Soerabaja begon hier de opstand van het volk.

‘De Indonesische strijdgroepen organiseerden zich in de buitenwijken, waar de moord- en roofpartijen begonnen. Voor het eerst viel de naam Bersiap: wees paraat. De Indonesiërs leefden bij de dag. Ze waren werkloos, arm, hongerig en ze werden opgezweept door omroepzuilen, met onder anderen de radiojournalist Soetomo, wiens propagandistische teksten erin gingen als Gods woord in een ouderling. Ze opereerden in loslopende groepen, er was totaal geen organisatie, geen gezag.

‘De zaak escaleerde toen de Nederlandse marineofficier Huijer de haven van Soerabaja inspecteerde op last van de Britten. De Japanse legercommandant vroeg of ze zich aan hem mochten overgeven. Huijer vond dat prachtig, maar hij had geen idee van de feitelijke situatie. Hij wist niet dat er geen politie was, geen gezag, niks, maar hij gaf de Japanners wel toestemming zich op te maken voor evacuatie naar Japan. Het gezagsvacuüm was een feit. De pemoeda’s, de jonge Indonesische strijders, waren ver in de meerderheid en lieten zich door niemand weerhouden. Ze veroverden ook Japanse wapendepots, waarna de Japanse commandant zelfmoord pleegde.’

‘De Japanners moeten terug, zei de Britse bevelhebber Lord Mountbatten. Ze kwamen ongewapend en gewapende pemoeda’s stonden ze op te wachten. Er zijn er toen een heleboel vermoord. Na de Japanners kwamen de Indo’s aan de beurt. Bloody Monday, het begin van een bloedige week, is hiernaar genoemd. Jongens en mannen werden naar de Simpang Sociëteit gebracht, inmiddels het hoofdkwartier van de pemoeda’s. Ze stonden in de volle zon, dicht op elkaar gepakt, op de betonnen rolschaatsbaan. Per groepje werden ze naar binnen gehaald en verhoord. Voor velen is dat niet goed afgelopen. Je kunt alleen maar naar het aantal doden gissen. Met stokken en bamboesperen ging het erop los. Het waren bloederige taferelen, waarbij ik een dode heb gezien.

‘Ik werd opgepakt toen ik terugkwam van mijn melkwijk. Het was druk bij de club. Ik zag dat er mensen in vrachtwagens naar de gevangenis in de Werfstraat werden gebracht en daarom ben ik meteen naar die vrachtwagens gelopen. Niemand had dat in de gaten. Vlak bij de gevangenis konden de vrachtwagens niet verder. De straat stond afgestampt vol met opgefokt volk met stokken, messen en bamboesperen. We moesten spitsroeden lopen, een mensenmassa waar je nauwelijks doorheen kon. Ook daar zijn doden gevallen.

‘We werden met meer dan honderd man in kamers gestopt waar normaal twintig man in zaten. Het was donker. Je wist niks, je hoorde niks, je snapte niks, er was alleen maar angst. Later toen het wat rustiger werd, vertelden oude mannen spookverhalen, wat wij jongens spannend vonden. Mijn moeder wist niet dat ik daar zat. Uw zoon is dood, had een Indonesiër gezegd. Zij wist niet beter.

‘De 49’ste Brits-Indische infanteriebrigade kwam naar Soerabaja om de geïnterneerden en burgers te evacueren. Maar afspraken waren niks waard, of ze werden in de chaos verkeerd begrepen. Het Indonesische gemeentebestuur had niks te vertellen over de pemoeda’s. Vrouwen en kinderen waren in kampen bijeengebracht en van daaruit gingen ze naar de haven voor evacuatie naar Singapore. Toen de bewoners van het Goebengkamp naar het Darmokamp werden gebracht, ging het fout. Het transport stond onder leiding van de Zwitserse consul. Er waren twintig vrachtwagens en ongeveer 110 Brits-Indische militairen. De wagens zaten afgeladen vol met, ik denk, tweehonderd vrouwen, kinderen en bagage. Niemand wist dat ze in de smalle straten van Soerabaja werden opgewacht door duizenden Indonesiërs. Alleen de achterste wagens konden nog wegkomen. De andere zaten in de val. Militairen, vrouwen, kinderen, iedereen is afgeslacht.

‘Het zijn doden die niet bestaan, ze mogen niet eens worden herdacht. De militairen werden onthoofd en in de kali, de rivier, gegooid. Er zijn 108 vrouwen en kinderen begraven, van wie er 23 met name zijn genoemd. Niemand kent het aantal doden van deze moordpartij precies. In de binnenstad braken enorme gevechten uit. Mountbatten zette de hele 5de Brits-Indische divisie in en op 10 november begon de Slag om Soerabaja. Onze gevangenis werd als eerste bestormd. Het verhaal gaat dat wij werden vergiftigd. Onzin. We aten bijna altijd maïspap. Toen die ochtend om zes uur het Britse ultimatum afliep, stonden wij in de rij voor die pap. Die was gewoon verrot, oneetbaar. Zonder te eten gingen we terug naar onze cellen en in de paniek vergaten de bewakers die af te sluiten. We hebben ’s middags zelf de celdeuren geopend toen we de granaten hoorden overvliegen. Onze eerste bevrijders waren Gurkha’s, Nepalezen in het Brits-Indische leger. Er zijn een hoop Gurkha’s gesneuveld, die mogen ook niet herdacht worden.

‘In de achtermuur van de gevangenis was een gat geschoten en daar zijn we met ongeveer drieduizend mannen en jongens doorheen gekropen. We liepen door straten waar rood-witte vlaggen op de muren waren geschilderd. Een man was op z’n dooie eentje een blauwe baan onder de rood-witte vlag aan het schilderen. Het enige dat je je afvroeg, was: hoe komt zo’n man aan een pot met blauwe verf?’

Het duurde een maand, toen was de opstand neergeslagen. Jan Somers werkte onderwijl op de ambulance van het Rode Kruis. Het gezin werd in juni 1946 verenigd in Batavia, waarna evacuatie per boot volgde. Na zijn pensionering volgde hij een tweede studie, waarna hij promoveerde op de staatkundige ontwikkelingen binnen een koloniale relatie, met extra aandacht voor de Bersiap-periode.

BERSIAP
Hario Kecik (93) stond aan de kant van de daders. Jan Somers (83) hoorde bij de slachtoffers. Ze woonden in Surabaya, dat toen nog Soerabaja heette, toen het vlagincident de meest bloedige periode van de Indonesische revolutie inluidde. Een periode van verraad, moord- en doodslag in het voormalige Nederlands-Indië. Geen mens weet hoeveel doden er zijn gevallen, maar de wonden worden nog elke dag gevoeld.

Bersiap wordt deze periode genoemd, Indonesisch voor de strijdkreet Wees Paraat. Twee dagen na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, riep Soekarno de onafhankelijkheid uit, onder grote druk van strijdlustige jongeren (pemoeda’s). De sfeer in het land was gespannen. Een enkel incident bleek voldoende om de vlam in de pan te doen slaan.

In Soerabaja arriveerde de eerste geallieerde militairen, onder wie Nederlanders. Gewoontegetrouw hesen zij de Hollandse driekleur. Woedende jongeren haalden de vlag naar beneden, scheurden er de blauwe baan af en hesen de rood-witte vlag. Op straat braken gevechten uit. Er vielen doden. Ongeorganiseerde groepen, maar ook paramilitaire organisaties trokken met hun kapmessen en gespitste bamboestokken rovend en moordend rond.

14, 15 jaar, ouder waren veel van de jongeren niet. Ze werden opgehitst door radiozuilen, van wie ze opdracht kregen alle Nederlanders en Indische Nederlanders te vermoorden. Ook Japanners, Indonesiërs , Chinezen en anderen die met de kolonisator hadden samengewerkt, moesten dood. Blanke Nederlanders bleven buiten schot, omdat ze nog zaten opgesloten in door Japanners bewaakte concentratiekampen.

Lou de Jong noemde een aantal van 3.400 doden. Intussen wordt er gesproken over 20 duizend of zelfs 35 duizend. Niemand weet het precies, omdat het nooit goed is onderzocht. De geweldsexplosie duurde een half jaar en was het begin van een revolutie die de Nederlandse verhouding met zijn kolonie voorgoed veranderde. Nu, vele jaren later, is het vlagincident ook omgeven door mythes en legendes. Kecik en Somers kijken terug.

Dit bericht werd geplaatst in diversen. Bookmark de permalink .

10 Responses to Rood Wit Blauw en Soerabaja in donkere tinten

  1. bo keller schreef:

    Boeroeng, on 11 mei 2014 at 11:48 said:
    14, 15 jaar, ouder waren veel van de jongeren niet. Ze werden opgehitst door radiozuilen, van wie ze opdracht kregen alle Nederlanders en Indische Nederlanders te vermoorden

    Na zo’n training was ’t maar een kleine stap
    om tot bekende daden te komen
    siBp
    l
    Precies op 29 april 1943, de verjaardag van de Japanse keizer, vaardigde het Japanse militair bewind in Jakarta een order uit, dat de basis moest vormen van een door Japan gecontroleerd Defensiesysteem, de Tonari Gumi.

    Geheel volgens Japans model werden zowel in de stadskampongs als in de desa’s diep in het binnenland Tonari Gumi’s (blokorganisaties) gevormd door groepen van 10–15 families.

    Aan het hoofd stond een gekozen leider, de “Kumicho”. Een aantal van 5 of 6 Tonari Gumi’s vormde een Chokai, de leider werd door de Kumicho’s gekozen en werd “Chokaicho” genoemd.
    Binnen elke Chokai werden jongemannen van 20-25 jaar verplicht als “Kaibodan” (veiligheidsagent of hulppolitie) aangesteld. Zij leerden hoe met brand om te gaan of te handelen bij een luchtaanval en waren verplicht ’s nachts de wachthuisjes in de desa te bezetten. Hun bewapening bestond uit de puntige lange bamboestok.

    Java telde 1 miljoen Kaibodan, in Sumatra heetten zij Bogadan, in Borneo zijn het Borneo Konen Hokokudan. De Kaibodanorganisatie stond onder streng toezicht van de Japanners, dit ter voorkoming van nationalistische invloeden binnen de groepen.

    De Japanners probeerden ook de militaire geest in te hameren bij de tieners van de desa’s. Teenagers van 14 t/m 19 werden ingelijfd in de Seinendan organisatie (de kolom van de jeugd).

    Seinendan jeugdgroepen werden gevormd binnen de gehele Indonesische samenleving, op alle scholen, fabrieken, kantoren, universiteiten, enz. De regionale leiders werden in Jakarta gedurende 3-6 maanden getraind. Allen werden onderwezen in de zelfverdediging van hun land in het

    • P.Lemon schreef:

      @bo keller Uw tekst? http://indonesischearchipel.wordpress.com/2013/07/14/para-militaire/

      Een propaganda tekening : ‘Menangkap serdadoe moesoeh.’; serie over aanmelden van Indonesische mannen als Japanse hulptroepen bij de Tonari Gumi. Deze tekening is de eerste in de reeks.
      http://www.beeldbankwo2.nl/detail.jsp?action=detail&recordidx=1

      Ook een heel exposé over die periode in:

      “Oorlog en bezetting in Nederlands Indië”
      Buiten de zogenaamde ‘Jappenkampen’

      …omdat tijdens de periode medio 1943 einde 1944 de Japanse bezetter maatregelen nam om de Indo-Europeanen in de Indonesische maatschappij te laten opgaan, werd hen voorgehouden dat ze eigenlijk mede-aziaten waren. De ‘volbloeden’ hadden hen toch nooit als hun gelijken behandeld? Op een handjevol Indo-Europeanen na, waaronder de beruchte “groep-Dahler” (de groep maakte gemene zaak met de Japanners) kan gezegd worden dat de Indo-Europeanen zich daartegen massaal verzetten.

      Toen bleek dat de Indo-Europeaan dit beleid afwees en de bezetter van deze groep zodanig verzet vreesde dat dit tot een aanval in de rug kon leiden bij geallieerde landingen, zocht de Japanse Gunseikan (militair bestuur) naar controle-maatregelen. In datzelfde tijdvak had de Gunseikan ook het wijk- of Tonari Gumisysteem ingevoerd. Bij dit systeem werd over iedere groep van circa 20 gezins-eenheden een Indonesisch wijkhoofd aangesteld, die alle verantwoordelijkheid voor zijn Tonari Gumi droeg. Deze maatregel had voor de Indo-Europeaan het effect van gedwongen integratie, want in feite zagen de Indonesiërs nu toe op naleving van de uitgevaardigde regels en daarbij konden zij de Indo-Europeanen geheel naar hun hand zetten. Feitelijk stonden de Indo-Europeanen vanaf die tijd onder direct gezag van Japanners via Indonesiërs, die hun ook nog weinig goed gezind waren.

      http://www.gastdocenten.com/oorlog/buitenkampers.html

      • bo keller schreef:

        Als je het doorneemt zie je dat de zgn loslopende benden
        pemoeda;s mag weer niet gebezigd worden.
        elkaar wel degelijk kenden.
        Ook de zgn. spontane gevechtsbamboe stok zat
        al in de ”organisatie”
        Japan had er een groot gevechtsblok van gemaakt.
        siBo

      • RLMertens schreef:

        @Lemon. Klopt, echter ook, (mijn ervaring)dat bij parade/uitingen; ‘antjoerkenlah moesoeh kita’ en dan volgt de kreet; belanda joegah! in mijn richting (9jr.oud in Ambarawa) met houten geweer/bamboe stok gericht/ gezwaaid werd. Ik bleef toch belanda moesoeh voor hen. Beerling’s gastdocent stof is treffend verwoord. Vooral de indicaties; Indo,vol/halfbloed, kwart etc.

      • bo keller schreef:

        Op het bovenstaande zou ik toch aanvullen met;
        Het verpauperingsbeleid tav.de Europeanen (Al ‘ns op Javapost)
        Bezettingspolitiek t.a.v. de Indo-Europeanen – Oorlog

        http://www.gastdocenten.com/oorlog/japanse-bezettingspolitiek.html

        Ten aanzien van de Indo-Europeanen besloten de Japanners een ander beleid te … Kortom een beleid van verpaupering …
        en in het bijz. Hfst. ”Werkeloosheid”

        Ook voor de niet geïnterneerde Indo’s had de bezetting
        niet veel langer moeten duren.
        Aan het eind v/d. oorlog waren zij nagenoeg vogelvrij
        sterk verpaupert en behoorden zij tot de paria’s v/d.
        Indonesische samenleving.
        siBo

      • Jan A. Somers schreef:

        “serie over aanmelden van Indonesische mannen als Japanse hulptroepen” Deze prenten kun je ook zien bij het KITLV. Ook reclame voor de romusha’s: Soekarno in een rij netjes geklede mannen met pikhouwelen aan het werk. Komt overal voor! Uncle Sam die met zijn vinger naar mij wijst, Nederlandse posters om dienst te nemen bij de marine enz. Het is de kennis van nu die het verschil maakt tussen good en bad guys. Maar met de kennis van toen blijft de impact lang in je geheugen hangen.

  2. Boeroeng schreef:

    Het zinnetje ” Hario Kecik (93) stond aan de kant van de daders. Jan Somers (83) hoorde bij de slachtoffers. ” … zou ik niet zo schrijven.
    Is het bewezen dat Kecik geweld op burgers wilde en uitvoerde?
    Was hij zo’n extremist ?

    —-
    Ander zinnetje , klopt dit wel ?:
    ” 14, 15 jaar, ouder waren veel van de jongeren niet. Ze werden opgehitst door radiozuilen, van wie ze opdracht kregen alle Nederlanders en Indische Nederlanders te vermoorden. ”
    Ik heb Bung Tomo gehoord in een oude opname. Hij zou het hebben over tot de dood toe vechten tegen de Engelsen en de Belanda’s. Maar letterlijk scheen hij nooit gezegd te hebben “vermoord ze allemaal, die burgers ”
    Zijn hele emotionele ophitsende stijl was wel een trigger voor felle emoties, wat geweld op burgers veroorzaakte

    Waren er dan andere radio=uitzendingen, waar letterlijk moordend geweld op burgers werd gepromoot.

    • Jan A. Somers schreef:

      Denk er wel om dat deze tekst bij de journalist is ontstaan in een interview van een halve ochtend. Vanuit mijn chaotisch verhaal over een chaotische situatie door een journalist die heel weinig over Indië/Indonesië afwist, vind ik het een redelijk verslag. Voor lezers die voor een groot deel niet geïnteresseerd zijn! Voor details moet je bij I4E zijn en Javapost.

    • Jan A. Somers schreef:

      Die radio-uitzendingen waren uit zuilen op straathoeken, vaak onverstaanbaar door de slechte kwaliteit. In de Werfstraatgevangenis hoorde je dat goed, dag en nacht. De inhoud was niet zo belangrijk, wel de toonzetting en de voortdurende herhaling. Een voortdurende dreun! En het gejuich! Ik vergelijk ze wel eens met de journaalfilms die ik heb gezien van de redevoeringen op straten en pleinen van Hitler en Mussolini. Meestal ook onverstaanbaar, maar de impact was enorm, ik vond dat net zo griezelig. Ik zag dat bijvoorbeeld terug in de oude film ‘Una Giornata Particolare’. Een prachtige film, hoe op zich redelijke mensen kunnen ontsporen.
      Dat onderscheid tussen dader en slachtoffer is volgens mij niet door mw. Nicolasen uitgevonden. Redactie? Ik vond het een beetje met vingertje wijzen naar een stout mens. (en ik uiteraard de zielige!)

Laat een reactie achter op Boeroeng Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *