Hoe Hollands was mijn overgrootvader?
Sita Thamar van Bemmelen
Mijn oudtante, Louise Marie Baumgarten (1911-1992, geboren te Yogyakarta) – naar goed Indisch gebruik afgekort tot Wiesje en later tante Iep omdat mijn moeder haar naam niet kon uitspreken – heb ik ongeveer 30 jaar geleden eens uitgevraagd over onze Indische roots. Niet dat ik van plan was daar direct iets mee te gaan doen, maar ik wilde toch een paar aanknopingspunten vastleggen. De informatie die zij mij gaf, heb ik slordig op een vel papier geklad en in een map gestopt, die ik vervolgens jaren in de kast heb laten liggen, samen met een paar foto’s die ze aan mij toevertrouwde. Tante Iep noemde haar vader bij de naam Thomas. Toen ik tien jaar geleden met het zusje van mijn moeder een bezoek bracht aan het dorp Wringin ten noorden van Yogyakarta, haalde de secretaris van het kantoor van het dorpshoofd een oude man erbij in de hoop dat hij ons nog iets over de inmiddels verdwenen plantage Wringin van Thomas kon vertellen. Hij wees naar het emplacement van de school aan de overkant van het dorpskantoor en zei: daar stond vroeger de “los Tom”, de loods van Tom. Hij doelde op de loods waar de tabak gesorteerd werd die klaarblijkelijk in de volksmond naar mijn overgrootvader vernoemd was. Ik vond dat leuk.
Onder de foto’s die tante Iep mij gaf, waren er twee waarvan ik hieronder een scan laat zien. De eerste betreft een flatteuze portretfoto van opa Tom, die naderhand voluit Johannes Thomas Baumgarten bleek te heten (1874-1918). Die foto is vermoedelijk door de fotograaf een beetje bijgewerkt. Want hij ziet er toch iets anders uit op de tweede foto genomen bij de gelegenheid van zijn huwelijk met mijn overgrootmoeder Alice Mary Ernestine Masquerier Hofland in Yogyakarta in 1910 waarvan ik hier een uitvergrote uitsnede laat zien. Met uitzondering van zijn nette zwarte pak en strak gestreken witte en hoogsluitende boord, kan ik niet veel Europees in hem herkennen. Javaans, zo ziet hij eruit en behoorlijk donker, vooral naast mijn toch ook Indische overgrootmoeder. Hitam zeggen ze hier in Indonesie en dat zal vroeger ook wel zo geweest zijn. Denk maar aan de uitdrukking hitam manis voor een meisje dat er lief uitziet maar wel wat donker getint. Hoe kwam Tom aan zijn Javaanse uiterlijk?
Drie jaar geleden plaatste ik uit nieuwsgierigheid op het web van de stamboom.nl de vraag wie mij meer over mijn overgrootvader kon vertellen. Dat leverde per ommegaande al aardig wat gegevens op over de familie Baumgarten waarmee ik aan de slag kon. Een aanknopingspunt had ik al van tante Iep gekregen: opa Tom was een nazaat van een Duitser, Friedrich Wilhelm Baumgarten (1762-1813), een als chirurgijn. Het kostte weinig moeite om deze voorvader te traceren. Hij kwam in 1783 naar Nederlands Indië waar hij als militair arts in dienst van de VOC in het garnizoen te Surakarta (Solo) geplaatst was. Daar trouwde hij met Maria Petronella (1962-1820), de dochter van zijn baas, de hoofdchirurgijn Jozef Thomas Coenraad en de Javaanse Sopia Pakoeboewana. Hun huwelijk vond voor 1789 plaats want toen werd hun eerste kind geboren. Ik denk trouwens dat Sopia een verbastering is van Sofia, immers de f wordt door Indonesiers vaak als p uitgesproken. Ik neem aan dat die naam haar gegeven is toen ze voor haar huwelijk gedoopt werd, want een Javaanse naam is Sopia niet. Het was namelijk gebruikelijk dat een Indonesische bij haar huwelijk met een Europeaan tot het Christendom overging. Aardig vond ik dat in haar de vrouw vond die tante Iep noemde als “de Javaanse prinses” in onze familie, want Sofia’s tweede naam – Pakoeboewana – verwijst naar de titel Pakoeboewono die de vorsten van Solo tot op de dag van vandaag voeren. Op een genealogiewebsite staat dat zij een natuurlijk kind van de vorst was maar daar zet ik toch een vraagteken bij, ofschoon het idee een afstammeling van royalty te zijn mij wel aanspreekt. Haar moeder moet in elk geval een ondergeschikte positie in de keraton hebben gehad, want haar naam is niet bekend. Ik vermoed dat zij één van de vele bijvrouwen (selir) van de vorst moet zijn geweest en misschien niet eens van hem maar van een andere mannelijke telg uit het vorstelijke geslacht. Wel is duidelijk dat bij Friedrich Wilhelm’s vrouw Maria Petronella de vermenging van Europese en Javaanse oorsprong in de Baumgarten clan in Yogya zijn aanvang nam.
Het echtpaar was bijzonder vruchtbaar en in tegenstelling tot veel echtparen in die tijd, bleven de meeste van hun kinderen in leven en kregen zelf weer nakomelingen. Het negende en jongste kind van Friedrich en Petronella was Johannes Cornelis Baumgarten (1813-1870), geboren in Yogyakarta, want in 1793 werd vader Friedrich als opperchirurgijn in die plaats aangesteld, een functie die hij tot 1801 vervulde. Zoon Johannes Jacobus was niet officieel getrouwd, maar had drie zoons – en misschien een vierde die voor mij een schimmige figuur is gebleven, misschien omdat hij wel op jonge leeftijd overleed? – en vier dochters bij zijn concubine Sinna, ook wel Sinah gespeld. Haar naam komt op mij niet over als typisch Javaans. Misschien was ze paranakan, een kind van een Chinese vader en een Javaanse? Sinah moet een krachtdadige en gerespecteerde dame zijn geweest want in 1873 legde zij een verklaring af ten overstaan resident van Yogyakarta waarbij zij haar zoon Christoffel machtigde landerijen te kopen, te verhuren en te administreren. Duidelijk is dat haar kinderen al meer Indonesisch dan Europees waren.
De derde zoon van Johannes en Sinah was Johannes Frederik Wenceslaus (1847-1874). Op geen enkele genealogiewebsite staat vermeld met wie hij getrouwd was en of hij kinderen had, maar gelukkig bestaat er zoiets als Open Archives in Nederland. En ja hoor, daar kwam zijn naam en die van “de Javaanse vrouw” Marrinag tevoorschijn als zijnde de ouders van de bruid in de huwelijksacte, te weten Mathilde Georgina Baumgarten die in 1890 in Utrecht met de handschoen trouwde met Felix Alexander Einthoven woonachtig te Yogyakarta. Als zijn vertegenwoordiger trad zijn halfbroer Willem Einthoven op, de latere Nobelprijswinnaar. Van tante Iep wist ik, dat Mathilde Georgina de oudste zus van opa Tom was en in de familiekring tante Papil genoemd werd. Dus – he, he, ik opgelucht – eindelijk kon ik de link tussen onze Duitse voorvader Friedrich Wilhelm, de chirurgijn, en opa Tom vaststellen. Tevens was verklaard waarom opa Tom er zo Javaans uitzag en donkergetint was. Hoe kon het ook anders: hij had een Javaanse moeder, een vermoedelijk Chinees-Javaanse oma, en een half Javaanse overgrootmoeder. Zijn enige volbloed Europese voorouder was zijn overgrootvader Friedrich Wilhelm.
In 1889 van Yogyakarta naar Doetinchem
Ofschoon hij Javaans oogde, was opa Tom geen Javaan: zijn vader was weliswaar niet gehuwd met zijn moeder maar had hem en zijn zussen wel voor de wet erkend als zijnde zijn kinderen. Opa Tom had daardoor de wettelijke status van Europeaan verkregen en behoorde derhalve niet tot de juridische categorie ‘inlander’. Zijn status als Europeaan is ook af te lezen aan zijn kleding op bovenstaande foto’s en aan het feit dat hij behoorde tot de groep families die in de negentiende eeuw land van de sultan va Yogyakarta huurden waar zij suiker-, indigo en vanaf het eind van de negentiende eeuw tabaksplantages tot ontwikkeling brachten.
Maar hoe zat het met de opvoeding van opa Tom? Ongetwijfeld ging hij naar de Europese Lagere School in Yogyakarta, waar onderwijs in het Nederlands werd gegeven en het curriculum identiek was aan dat van de lagere school in Nederland. Hoe het hem daarna verging werd beantwoord door de onderstaande registratie die ik op Open Archives vond. Die registratie gedateerd op 18 september 1889 betreft een negental kinderen Baumgarten in de gemeente Doetichem. Ik laat de scan van het lijstje uit dat bevolkingsregister hieronder volgen.
Nummer 10 is Opa Tom, vermeld als Johan Thomas, geboren op 24 Februari 1874 in Djogja. Hij was dus 15 jaar oud toen hij naar Nederland ging. Nummer 8 is zijn oudste zus, de bovenvermelde Mathilde Georgine, die op dat moment 23 jaar oud was, want geboren in 1866. En op nummer 9 staat Ambrosia Frederika, haar jongere zus die 5 jaar ouder was dan Tom. Ik laat twee namen van deze meisjes eruitspringen, want mijn oma, de tweede dochter van opa Tom, heette ook Mathilde (Tilly). Mijn zusje Koko heet officieel Andrea Mathilde Ambroos, dus in haar naam komen die van twee van haar overgroottantes terug. Zelf heb mijn oudste dochter Mathilde als tweede naam meegegeven, omdat het mij plezier deed haar naar mijn oma te vernoemen. Mijn tweede dochter heb ik ook vernoemd. Zij kreeg de eerste naam van mijn moeder mee, Alice, die tevens de eerste naam is van opa Tom’s vrouw Alice Mary Ernestine Masquerier Hofland. Daarmee heb ik een familietraditie voortgezet die in veel Indische families uit Yogyakarta voorkomt, incluis bij de Baumgartens. Voorbeelden daarvan zijn Frederik en Frederika, Johannes en Johanna, Caspar en Casparina, George en Georgine of Georgina, etc.
De andere zes kinderen Baumgarten in de bovenstaande lijst waren het kroost van Johannes George Willem Baumgarten (1845-1908), de twee jaar oudere broer van Johannes Frederik Wenceslaus en vader van opa Tom. Johannes Frederik Wenceslaus stierf in 1874, in hetzelf jaar dat opa Tom geboren werd. Dat oom Jorge zoals tante Iep hem noemde, de twee vaderloze nichtjes en zijn neefje ook naar Nederland stuurde, wijst erop dat hij de zorg voor hen op zich genomen heeft. Oom Jorge was getrouwd was Betsi Ulrike van de familie Dom, net als de Baumgartens en de Weijnschenks een invloedrijke Indo-Europese clan in het Yogya van de negentiende eeuw. Hij was in 1889 de huurder van de grond waarop de plantage Wringin gevestigd was, een positie die na zijn overlijden in 1908 op zijn neefje opa Tom overging. De inkomsten van de plantage moeten aanzienlijk geweest zijn. Hoe kon oom Jorge het zich anders permitteren om negen kinderen naar Nederland te sturen met extra kosten voor de begeleiding van de Duitse juffrouw Elisabeth Gerder (een gouvernante?) die als nummer 1 op de lijst staat, en de baboe Ginem die de lijst sluit? Dat moet hem een lieve cent gekost hebben.
Wanneer en hoe de kinderen naar Nederland kwamen was in dit geval niet moeilijk te achterhalen, want de zoekmachine van de gedigitaliseerde krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bevat ook berichten met passagierslijsten van schepen die binnen de archipel voeren en van en naar Nederland. In onderstaand bericht uit de Java Bode van 3 augustus 1889 komen we het gezelschap tegen als passagiers van het stoomschip Prinses Amalia dat naar Nederland vertrok.
Ze stapten volgens een bericht in het Algemeen Dagblad op 8 September 1889 in Genua van de boot af. Zoals velen in die tijd deden, namen ze vandaar de trein naar Nederland. Ze zijn tien dagen later in Doetichem in het register ingeschreven. Geen idee wat ze behalve de treinreis in de tussenliggende tien dagen gedaan hebben. En waarom de familie naar Doetichem ging, is mij ook een raadsel. Woonde daar familieleden? En zo ja, wie?
De meisjes gaan terug, de jongens gaan naar school
Mathilde Georgine, Opa Tom’s oudste zus, ging als getrouwde vrouw naar Nederlands-Indie terug. Zij vertrok op 13 September 1890 uit Amsterdam met het stoomschip Koningin Emma. Ze wordt namelijk in de passagierslijst vermeld als Mevr. M. Einthoven geb. Baumgarten. Dat kan immers alleen maar onze Mathilde geweest zijn. Vlak daarachter staan genoemd een mijnheer “W. de Vogel en echtg. met 6 kind”. Willem de Vogel was nog familie van Mathilde’s man Felix Alexander Einthoven: hij was een neef van diens stiefmoeder Louise Marie Mathilde Caroline de Vogel (1833-1923). Ook hij was in 1889 naar Nederland vertrokken, met zijn echtgenote en zijn acht kinderen. Hij ging waarschijnlijk met zijn eigen dochters terug. Het ligt voor de hand, dat hij en zijn vrouw de opdracht hadden om Mathilde tijdens de reis te chapperoneren.
Wanneer de overige zes – nog ongetrouwde- meisjes Baumgarten naar Indie terugkeerden – is onduidelijk, omdat de in kranten gepubliceerde passagierslijsten over de jaren 1890 en 1891 daarover geen uitsluitsel geven. In elk geval bleven de drie jongens Baumgarten achter in Doetinchem. Johannes Cornelis deed in maart 1890 examen normaallessen (genoemd als J. Baumgarten), zijn Nederlands moest misschien nog wat bijgespijkerd worden. In juli werd hij geaccepteerd op het gymnasium in Doetinchem samen met O. Baumgarten (Arend Oscar, 12 jaar) en Th. Baumgarten (de Th staat voor Thomas). Via Open Archives vond ik, dat Johannes Cornelis tot 1894 Doetinchem verliet en zich inschreef in de gemeente Amsterdam. Misschien ging hij in Amsterdam studeren? Met Oscar is het niet goed gegaan: hij overleed in 1892 in Doetinchem, 14 jaar oud. Dat moet akelig geweest zijn voor zijn broer Johannes en neef Thomas die ter plekke waren en natuurlijk ook voor zijn ouders en zusjes ver weg in Indië. Hoe het opa Tom in Doetinchem en in de jaren daarna vergaan is, heb ik helaas nog niet kunnen achterhalen.
Tot slot een verklaring bij de titel van dit stuk. De historici Ulbe Bosma en Remco Raben schreven een boek dat in de Engelse vertaling de titel draagt ‘Being “Dutch” in the Indies’ (2007). Dat in deze titel “Dutch” tussen haakjes staat, verwijst naar de omstandigheid dat sedert 1500 veel personen in Indië die de status van Europeaan hadden in feite Indisch waren en bovendien voor het overgrote deel in Indië geboren en getogen. Maar ook merken zij op dat deze groep steeds op Nederland georiënteerd was. Die oriëntatie op Nederland werd versterkt in de loop van de 19de eeuw, omdat de positie van Indische families die al generaties in de kolonie woonden onder druk kwam te staan door de toevloed van volbloed Nederlanders die posities gingen bekleden in de koloniale bureaucratie, met name na de opening van het Suez kanaal in 1869. Om hun status en toegang tot banen bij de koloniale overheid te kunnen behouden, was een Europese opleiding voor hun zoons het geijkte middel.
Deze trend ging niet voorbij aan de families van landhuurders in Yogyakarta en Solo. Ofschoon de arbeidsverhoudingen op hun plantages traditionele leest geschoeid bleven met alle sores vandien, werd in toenemende mate technische en agrarische know-how en modern management vereist. In dat kader past de reis van de Baumgarten kinderen en het verblijf van de jongens Baumgarten in Nederland voor scholing. Dat de meisjes ruim een jaar in Nederland verbleven en misschien langer maakte deel uit van hun opvoeding als Europees georiënteerde Indische jongedames, die hun aantrekkelijkheid als huwelijkspartners voor Nederlandse mannen verhoogde.
Hoe geworteld kinderen van gemengde ouders ook waren in het Indische leven, vereuropeanisering kon en mocht niet uitblijven. Daar is opa Tom een voorbeeld van. Hij was weliswaar qua afkomst meer Javaans dan Nederlands, maar zijn outlook zal vooral bepaald geweest zijn door zijn Nederlandstalige opleiding, verblijf in Nederland in zijn jonge jaren en daarna door zijn ondernemerschap als producent van tabak voor de wereldmarkt. Naar tante Iep’s zeggen bleef hij echter verzot op de Indische rijsttafel en heeft mijn overgrootmoeder hem zo vakkundig volgestopt dat hem geen lang leven beschoren was. Hij overleed acht jaar na hun huwelijk op de leeftijd van 44 jaar.
Wat een mooi verhaal en wat heb je dat allemaal goed uitgezocht, petje af.
En natuurlijk is het heerlijk om een nazaat te zijn van een of andere prins dat geeft jou ook status
toch? (Grapje)
Mooi verhaal en goed uitgezocht.
Maar je oom Tom is volgens mij minder donker dan de foto rechts aangeeft. Zie de licht schijn rechts op zijn gezicht. De belichting was niet ideaal, waardoor zijn gezicht er donkerder uitkwam.
Daarentegen is de linker foto meer een studio opname en daarbij iets overbelicht. Misschien om hem wat lichter te doen lijken.
Geweldig verhaal! Weet u dat mijn joodse oom rond 1930 een donker Indisch meisje trouwde, christelijk werd als zij en 5 kinderen kreeg? Zeer mooie mensen!!
Een door en door Indisch familieverhaal zoals je niet vaak meer hoort. Het dagelijks leven in Indië! Zijn de mensen die zoiets kunnen vertellen bijna allemaal uitgestorven?
“behoorde derhalve niet tot de juridische categorie ‘inlander’” In de duiding ‘juridisch’ staat de Inlander met grote I. Met kleine i werd door de Indo’s gebruikt.
“veel personen in Indië die de status van Europeaan hadden in feite Indisch waren”: ‘Indische’ mensen behoorden gewoon tot de groep die onder de Europese rechtsregels vielen. Je was geen Europeaan, maar behoorde wel tot die groep.
“Indische jongedames, die hun aantrekkelijkheid als huwelijkspartners voor Nederlandse mannen verhoogde.” Tja, zo was het wel. Een duidelijk voorbeeld van de verticaal gelaagd Indische samenleving. Met de Indo gemangeld tussen de ‘Europeanen’ en ‘Inlanders’.
Tante Wies