Overleven in de Japanse tijd

gastpikiransDit  is een verhaal  van Ruud Schmitt. Die eerder gepubliceerd is in KRIS-nieuwsbrief met verhalen over Semarang.
!

Overleven in de Japanse tijd

Toen mijn vader, die werkzaam was op het hoofdkantoor van de N(ederlandsch) I(ndische) S(poorweg) M(aatschappij) te Semarang, per 1 januari 1943 werd ontslagen en werd vervangen door een Japanse burgermedewerker kwam er ook een eind aan zijn maandelijkse salaris. Hoe nu verder? Spaarrekeningen waren door de Jap geconfisqueerd en dus moest er heel zuinig worden omgesprongen met het nog in handen aanwezige geld. Maar ook daaraan kwam een eind.

Zoals bij zoveel andere gezinnen in dezelfde situatie werd besloten tot ‘dagang’ (handeldrijven).  Maar  ja,  als  je  geen bedrijf hebt, wat valt er dan te verhandelen?

Allereerst waren er de sierraden, waarvan de exemplaren met een emotionele waarde zo lang mogelijk werden uitgezonderd. Zilver en goud brachten veel op en er waren gelukkig nog geïnteresseerde handelaren met een goed gevulde portemonnee.

Hoewel het mijn moeder, die zeer bedreven was in het hanteren van naald en draad, zeer aan het hart ging werd de verkoop van sierraden afgewisseld met een geleidelijke verkoop van de, voor haar hobby, voorraad lappen stof en DMC borduurgaren in velerlei kleuren. Vooral dat laatste, waarvan zij een grote voorraad had, was moeilijk verkrijgbaar geworden en dus een gewild artikel. Van de lappen stof werd een deel gehouden om zelf kleren te maken op haar, in ca. 1930 gekochte, Singer trapnaaimachine die (meegekomen naar Nederland) ik nu nóg bezit!

Maar zoals het met een put gaat waaruit niet eindeloos kan worden getapt zonder dat het de gelegenheid krijgt weer op niveau te komen, ging het ook met voornoemde handel; de voorraad raakte aan z’n eind.

Een andere liefhebberij van mijn moeder, wat onze redding bleek te zijn, was kokkerellen en taarten bakken. Ze kwam op het idee om ‘eten buitenshuis’, tegenwoordig noemt men dat cateren, te leveren. Je kon daarmee beginnen, zonder middenstandsdiploma en zonder op je vingers gekeken te worden door een of andere Keuringsdienst.

Haar idee, dat het goedkoper is tegelijk voor velen te koken in plaats van een ieder voor zichzelf, sprak velen aan en via mond-tot-mond reclame wist zij zich een behoorlijke klantenkring te verwerven. Voor haarzelf was het belangrijkst, dat wij konden mee-eten. “Ik hoef er niet rijk van te worden en als ik een centje overhoud ben ik al tevreden.”

De rond het middaguur geleverde maaltijden -en het abonnementsbedrag- waren afhankelijk van de gezinsgrootte en bestonden alleen uit een aantal gerechten; de rijst moest men zelf verzorgen.

Nadat mijn vader en twee oudere broers op zondag 15 maart 1944 op uitnodiging  van  de  Japanse  keizer  begonnen  aan  een  ‘gastvrij’ verblijf  in diverse kampen, stond mijn moeder met drie nog jonge kinderen er alleen voor.

Hoewel nog kind, mocht ik een handje helpen. Wanneer ik vroeg mijn bed uit was, wandelde ik bij zonsopgang met haar mee naar de nabijgelegen pasar Djomblang, niet ver van Tegalwarèng waar wij woonden. Op dit vroege uur was het assortiment nog groot en kon, na veel ‘tawarren’ (afdingen), worden gekozen uit de beste kwaliteit. Als kind had ik voor deze activiteit geen belangstelling. Vol ongeduld wachtte ik altijd op het moment dat ik, na afloop, als ontbijt een keuze mocht maken uit de vele pasarlekkernijen.

Huiswaarts droeg ik de lichte boodschappen en hielp af en toe bij eenvoudige werkzaamheden voor de bereiding van de maaltijd, zoals het ‘kipassen’ (met een waaier aanwakkeren) van het houtskoolvuurtje in de ‘anglo’s’ (aarden komfoortjes) en het aanreiken van diverse benodigdheden. Maar om circa 12.00 uur was ik volwaardig medewerker. Dan stonden de ‘rantangs’ (etensdragers) klaar om zo snel mogelijk te worden bezorgd. De ‘kebon’ (tuinman) nam de verderaf wonenden voor z’n rekening en ik mocht, op mijn fietsje met twee rantangs aan het stuur, de dichtbij wonenden het eten bezorgen.

Nou waren er twee soorten rantangs in gebruik; met een kleine doorsnede voor kleine afnemers en een grotere voor grote gezinnen. Zo lang dat onderscheid werd gehandhaafd was dat geen probleem, maar het gebeurde wel dat de kleine rantangs nog niet allemaal waren terugbezorgd en dus voor een klein gezin noodgedwongen werd geleverd in een grote rantang. Hoewel mij met de meeste nadruk werd gezegd welke van de twee grote rantangs voor het kleine gezin was bestemd, gebeurde het wel eens dat ik mij vergiste en de leveringen verwisselde.

Het  kleine gezin zal hebben gedacht “Nou, nou, mevrouw Schmitt is vandaag wel heel royaal!” Maar het grote gezin met abusievelijk te kleine porties stuurde onmiddellijk de ‘baboe dalam’ (binnenmeid) om zich bij ‘njonja Semit’ te beklagen. Onmiddellijk moest ik op het matje komen en bij het kleine gezin de te grote levering terughalen. Nou was dat, indien de rantang nog niet was geleegd, geen probleem. Maar o God, als het eten al in schalen was  overgeheveld;  dan  was  er  van  terughalen  geen  sprake.  Met hangende pootjes ging ik dan huiswaarts, wetend dat mij een fikse uitbrander wachtte, want  de  te  kleine levering aan het grote gezin moest worden aangevuld waardoor er minder overbleef voor onszelf!

Alsof de doordeweekse levering van maaltijden niet al genoeg energie kostte, kwam mijn moeder op het idee om, als extra verdienste, zelf klapperolie te maken. Mijn  oudste  zuster  Paula, die in Oengaran (een bergdorp op ongeveer 10 km ten zuiden van Semarang) woonde, werd ingeschakeld en met enige regelmaat kwamen er twee ‘grobaks’ (ossenkarren) de, in het binnenland zeer voordelig gekochte, klappers afleveren. Deze werden opgeslagen in de ‘goedang’ (schuur) om vervolgens door de kebon te worden ontdaan van de bast en harde binnenschil. Dan klonk het signaal ‘alle hens aan dek’ en werd met z’n allen het vrijgekomen vruchtvlees geraspt en, vermengd met water, uitgeknepen zodat de ‘santen’ (oliehoudende kokosmelk) vrij kwam; een hels karwei!

Nadat de santen een paar keer was gezeefd, werd het overgegoten in twee ‘wadjan’s’ (woks) van zo’n 60 cm doorsnee. Daarna werd de santen op primitieve, door de kebon gebouwde, stenen ovens aan de kook gebracht. Als brandstof diende de schil van de klappers; dat spaarde brandhout.

Nadat het water door de hitte was verdampt bleef de olie over die, na te zijn gefilterd, in flessen werd gegoten voor de verkoop.

Zuinigheid werd betracht en de ‘blondo’ (ingedikt bruine kokos residu op de bodem van de wok) was, eventueel bijgekruid en voorzien van sambal gandaria, een niet te versmaden heerlijkheid bij een bordje warme witte rijst. Het smaakte heel ‘goerih’ (lekker kruidig).

Zoals eerder vermeld, kon mijn moeder ook goed taarten bakken. Een enkele keer liet ze zich overhalen om op bestelling een, meestal chocolade- of mokkataart te leveren. Helaas waren roomboter en tarwemeel niet meer verkrijgbaar. Geen nood, want margarine was nog te koop  en  rijste- of  cassavemeel  diende  als  vervanging  van tarwemeel. Bij deze bezigheid zaten wij kinderen altijd ongeduldig te wachten op het moment dat de beslagkom leeg was en wij met het vingertje het langs de wand achtergebleven zoete beslag mochten wegschrapen.

Zo  ging  de  tijd  voorbij  totdat, in de tweede helft van augustus 1945, zich het gerucht  verspreidde  dat  Japan  had gecapituleerd. Buren kwamen langs en bij de, op de voorgalerij op fluistertoon, gevoerde gesprekken voelde ik als kind instinctief dat er iets bijzonders aan de hand was.  Tijdens zo’n gesprek kwam een oudere neef mijn moeder opzoeken en bevestigde de capitulatie; hij had het  over  de radio  gehoord.  Vreugde alom en de tranen vloeiden rijkelijk. Een dochter van een naaste buurvrouw begon luidkeels het Wilhelmus te zingen en met een “éééh, husch jij!” werd haar door de overige aanwezigen, die nog in de greep waren van in meer dan drie jaar opgekropte angst, het zwijgen opgelegd.

Mijn neef zag de (bij internering van mijn vader)  verzegelde  deuren  van  het kantoortje naast de voorgalerij en zei: “Die verzegeling kan er nu wel af” en stond op om de papieren stroken met Japanse karakters te verwijderen. Hevig geschrokken stoof ik krijsend van angst op hem af om het hem te beletten. Onder bedreiging van hel en duivel was het ons kinderen namelijk ingeprent, dat wij van die zegels moesten afblijven. Geruststellende woorden van mijn moeder brachten mij weer tot bedaren.

Aan de bijzondere activiteiten van mijn moeder kwam in de loop van september 1945 een eind toen het nationalisme de kop op stak en vele ‘langganans’ (maaltijdafnemers) het raadzaam vonden te verhuizen naar verderaf gelegen rustiger buurten waar overwegend Nederlanders woonden. Wij volgden hen kort daarop met achterlating van vele, daarna gerampokte, bezittingen.

Als kind besefte ik niet welke inspanning mijn moeder moest leveren om haar kinderen te eten te geven. Pas later en volwassen geworden komt mét het besef, het respect en de dankbaarheid.

Met dit verhaal, waarbij ik mijn moeder als voorbeeld nam, wil ik een hommage brengen aan al die buitenkampse moeders die, dankzij hun grote inzet, met hun gezin de Japanse tijd wisten te overleven.

tegalwareng, semarang

1994 Semarang, Tegalwarèng 23. Na bijna 50 jaar, een teleur-stellend weerzien met het huis waar zoveel dierbare herinne-ringen liggen. Verwaarloosd en aan de voorzijde fantasieloos uitgebouwd richting straat.

Dit bericht werd geplaatst in Gast Pikirans. Bookmark de permalink .

23 Responses to Overleven in de Japanse tijd

  1. Huib schreef:

    Ja Pak dat is mss. het verschil, ik ben van April. Niet 1 April hoor.
    Wat die eetbare planten betreft schiet me er nog en bij mijn moeder populaire haagplant te binnen. Je moest de jonge bladtopjes plukken en dat werd dan als lalap bij het hapje rijst geserveerd. Ik geloof dat het antanan heette maar dat kan ook een andere groene lekkernij geweest zijn die veel wek heeft van de Hollandse weideplant, genaamd paardenbloem. Want paarden vinden ze ook erg lekker.

    Moet inmiddels wel bekennen dat het met mijn lange termijn geheugen nog vrij goed gaat, maar het korte termijn geheugen begint wel te haperen.

  2. Huib schreef:

    Pak Pierre en mijn persoontje schijnen van hetzelfde bouwjaar te zijn.
    Idd. pas ca. 5 jaar toen de oorlog uitbrak. Toch heb ik van begin af aan meegekregen dat we in een modderige schuilkelder in de tuin beschutting moesten zoeken tegen de Japanse bombardementen. Wij woonden bij vliegveld Andir en mijn vader had blijkbaar iets te maken met de luchtverdediging. Herinner me zelfs dat hij tussendoor in die kelder kwam en twee blikken auto-tjes voor me bij zich had. Daarna pas in Augustus 1945 terug gezien. Heb al eerder verhaald over de dagelijks terug kerende speurtocht naar eetbare planten en zaken als ketella en letjets, kankung in sawah en kampong en natuurlijk vruchten en als kan een visje of aaltje of kippetje verschalken. Regelmatig werden sommige kinderen tijdelijk bij “tantes” c.q. vriendinnen uitbesteed en oma Besje kwam wat eetbaars brengen.
    Ook de Bronbeektijd staat me redelijk helder voor de geest. Dat de Japanners o.a. eisten dat de mensen op het djagoengveld en de voortuinen een plant met oliehoudende vruchten moesten planten . Had veel weg van een kastanje. Dat Bronbeek werd overvallen en bezet door de Indonesiërs,
    dat ze op een gegeven moment alle bultzakken en kussen uit de huizen kwamen halen. Dat de grote zwarte hond van mijn oudste halfzus, maar vermoedelijk nog van mijn vader, zo’n vent aanviel. Dat ze hem met z’n allen gevangen namen en meetrokken naar een centraal punt in Bronbeek en aan een boom vastbonden. Dat ze met een slagzwaard probeerden z’n kop af te hakken maar de hond sprong opzij en ze sloegen een oor er nagenoeg af en het touw door. Hond vluchtte naar huis en dook onder het bed. De joelende horde er achter aan en uiteindelijk door het geopende raam de hond dood schoten.
    Al dit naar later bleek dus de aanzet tot de massamoord op ongewapende Indische burgermensen en jongens ook een paar vrouwen.
    Dat de overlevenden uiteindelijk door Japanse soldaten olv een Engelse officier werden bevrijd.

    Overigens sluit ik me bij de wijze opmerking van Pak EM aan en zingen wij Oklahoma here we come.

    • Pierre de la Croix schreef:

      Ik ben een “late achtendertiger” en was net 3 toen Pearl Harbour door de Japanners werd aangepakt.

      Natuurlijk is het zo dat mijn geheugen niet helemaal vrij is van herinneringen aan de bezettingsjaren en zelfs van de tijd daarvoor, maar dat zijn toch alleen stukken en brokken van gebeurtenissen of situaties die kennelijk indruk op mij maakten en aldus bleven hangen, zonder samenhang.

      Die samenhang kwam pas in de latere bezettingsjaren. In volle intensiteit is de bersiaptijd in mijn geheugen gegrift. Toen was ik dus nog geen 7.

      Maar, zoals Pak Somers ten rechte heeft opgemerkt, ik was te jong om wie dan ook koloniaal uit te buiten. Alleen mijn goede vrouw vindt dat ik af en toe de schade probeer in te halen. Maar de Duitsers hebben per slot van rekening ook rot gedaan tegen de Nederlanders zo prent ik haar in.

      Pak Pierre

      • Jan A. Somers schreef:

        Ja, dat was toch die fiets van Oma? Waarschijnlijk een Hollandse aangelegenheid, mijn Zeeuws meisje weet van niets. Misschien omdat Zeeland veel eerder is bevrijd dan Holland.

  3. eppeson marawasin schreef:

    Al googlend kwam ik het volgende tegen:

    [CITAAT] Als SWOTTEN modern is, dan was Paulus zijn tijd ver vooruit. Wat doet hij anders in deze brief dan SWOTTEN? [EINDE citaat] Zie verder BRON: http://pknleerdam.protestantsekerk.net/default.aspx?lIntEntityId=22820

    Verder schijnt het engelse ‘slang’woord “SWOTTER” de betekenis te hebben van “harde studie ; hard werk”. Wel toepasselijk voor het IHC/Bronbeek-intiatief van Pak Huib en Pak Peter.

    Ik weet inmiddels ook waar WWW. Voor staat; WereldWijsWorden.

    Zo, nu ga ik verder met googlen op ‘smart’ atau ‘SMART’. Daar hadden collegae in een naast hoger echelon, een bijzonder gremium van uit-buiten-de-CAO’ers, het altijd over! Ben benieuwd…;) Vol verwachting klopt ons hart!

    e.m.

    • eppeson marawasin schreef:

      Nou ja zeg, dat begint al lekker. Ik tik op Wikipedia ‘smart’ in, ontrolt zich het volgende voor mijn ol’ brown eyes; Smart kan verwijzen naar:

      Smart (agile software development), een agile software development methodiek
      Smart (automerk), een Duits automerk
      Smart Cinema, SMART Project Space
      smart (gevoel), psychische pijn; waarvoor eventueel smartengeld kan worden geëist
      Smart (Frankrijk), een Frans historisch motorfietsmerk
      Smart (radiostation), een samenwerkingsverband van lokale omroepen in Zuid-Holland
      Smart (Wiener Neustadt), een Oostenrijks historisch motorfietsmerk

      SMART kan verwijzen naar:

      S.M.A.R.T., een monitoringsysteem voor harde schijven
      SMART-1, een ESA ruimtesonde
      SMART-principe, een managementprincipe

      Theejeempie … net een SmartLap uit Finland; ‘wie de koek krijgt wie de smart’ 😦

      Nou ja, afijn … goed begin van de nieuwe week Ulieden!

      Oeps … wat SWOT en SMART nu met “Overleven in de Japanse tijd” te maken hebben; sorry meneer Somers. 😉

      e.m.

      • Pierre de la Croix schreef:

        Dan had je geloof ik ook nog de kleine smarten, zogenaamde Smarties.

        En SWOT rijmt op SNOT. Verder weet ik er ook niets van te maken. Maar beloofde niet ooit eens Sir Winston Churchill zijn volk SWOT, SWEAT, BLOOD and TEARS? Zie wat ervan terecht is gekomen.

        Terug naar “Overleven in de Japanse tijd”. Mooi verhaal van Ruud Schmitt dat vele andere jongetjes uit die tijd zullen herkennen. Ik hoop dat ook die jongetjes met hun verhaal komen.

        Ik ben 2 jaar jonger dan Ruud. Net die 2 jaartjes verschil tussen bewust iets meemaken en er gewoon zijn.

        Mijn ouders waren al 13 jaar getrouwd toen ik eindelijk kwam. What if ….. mijn levensloop zou heel anders zijn geweest als ik netjes 9 maanden na het huwelijk zou zijn geboren. Het jaar 1926 dus. Ik zou zestien zijn geweest toen Indië werd bezet. Wat zou ik hebben meegemaakt, Ngawi, Kenpei Tai, Werfstraat? Die dansen ben ik gelukkig ontsprongen.

        Pak Pierre

      • eppeson marawasin schreef:

        Tja .. meneer De la Croix, dan zou de kans ook niet uitgesloten moeten worden ge8 dat wij het dan misschien wel óver u zouden hebben gehad in plaats van ‘nu’ godlof mét u.

        Met alle respect voor uw overpeinzing, ikzelf (zei de egoïst e.m.) stel het laatste veel meer nog dan bijzonder, zeer op prijs!

        e.m.

      • Pierre de la Croix schreef:

        Adoeh, adoeh ….

        don’t throw, bouquets at me,
        people might say we’re in love …..

        (Uit “Oklahoma”)

        Pak Pierre

      • eppeson marawasin schreef:

        “Enjoy” !

        e.m.

      • Pierre de la Croix schreef:

        I did!

        PP

      • Jan A. Somers schreef:

        Nou, u heeft dan ook wat gemist! U weet van niets! Maar dan bent u ook geen echte koloniaal zoals ik.

  4. Jan A. Somers schreef:

    Volgens mij waren wij, (grote) kinderen, in de oorlog en bersiap wat gemakkelijk. Wij hadden geen verantwoording voor anderen. Mijn ouders waren wel verantwoordelijk voor ons, maar konden die verantwoordelijkheid niet waar maken omdat wij niet bij hun waren. Iets moeten maar niet kunnen is ook erg.

  5. Huib schreef:

    Pak Pierre even serieus ……

    en niet natrappen, dat leidt nergens toe. Ook niet op het voetbalveld zoals je als voetbal liefhebber weet. Maar het zou mooi zijn als een jong en bekwaam persoon ook zijn schouders onder dit nieuwe projekt
    zou willen zetten.
    Dat van die mannen en hun djago gedrag weet ik niet want ik kan me niet heugen ooit zo’n kumpulan te hebben bezocht en zoals bekend was mijn eigen vader 27-11-1945 al vermoord. Maar heb wel gehoord dat hij in Tjimahi voor de oorlog op een party ooit ruzie heeft gemaakt met een meerdere die naar zijn smaak te veel belangstelling had voor mijn moeder. Katanja dat hij zelfs heeft gemept die meerdere. Wat dat voor gevolgen had voor zijn carriere hoef ik niet te verhelen.

    Kortom, ik vind het een serieuze zaak die hormat die we deze vrouwen dienen te geven voor hun eenzame strijd hun gezinnen en dierbaren er door te slepen.

    • Huib schreef:

      P.S. op bovenstaande

      No offense Pak Pierre want ik stel je ondersteuning en inbreng zeer op prijs. Het bovenstaande is dus vriendschappelijk bedoeld en geen kritiek. Maar SWOTTEN kan nooit kwaad als het de zaak ten goede kan komen. Vroeger werd er ook heel wat afgeswot zonder zichtbaar resutaat.
      Dat mijn Pa zo galak was als onbevoegden naar zijn vrouw zaten te lonken, licht waarschijnlijk aan zijn Steurtijd. Want ik heb gehoord dat die er meteen op los mepten. Maar ja ze mocht in die tijd wel gezien worden dus neem het zo’n meerdere achteraf gezien maar kwalijk.

      Zelf stond ik in Bandoeng ook wel bekend als haantje de voorste en dat lokte weer agressie bij anderen uit en dan moest ik uit zelfverdediging wel eens flink terug meppen. Met als resultaat dat men z’n heil ging zoeken tot kroijokken. Ook dat konden we met z’n driëen vaak meestal wel afslaan. Het meest heb ik trouwens in het strijdperk moeten treden
      om mijn jongere broertje te verdedigen.

      Maar terug naar het standbeeld voor de Indische moeders, oma’s en tantes tijdens de Japanse bezetting en daarna.

      • Pierre de la Croix schreef:

        @ Pak Huib,

        Natrappen? Waarom zou ik? Ik voel mij niet getrapt. Bovendien heb ik geen voetballersreflexen. Nooit serieus gevoetbald. Alleen maar blote-poten-partijtjes in de straat of op een pleintje. Later, al “groot” geworden, welgeteld één keer in een elftal van de officiersmess t.g.v. Koninginnedag. Er was niemand anders als 11de man beschikbaar. Op karate lekker trappen geleerd. Maar natrappen was ten strengste verboden.

        In mijn reacties op I4E kan ik wel eens cynisch uit de hoek komen. Ik probeer in ieder geval te vermijden dat ik mij gedraag als een opgeblazen kikker, iemand publiekelijk kleineer en/of horkerig bejegen. Als iemand vindt dat ik mij daaraan desondanks schuldig maak, dan hoor ik dat graag. Want ik heb zelf gruwelijk de pest aan lieden die zich aan het bovenstaande bezondigen.

        Over “ondersteuning” het navolgende:

        Ik heb mij in de kwestie Bronbeek/IHC geroepen gevoeld je ongevraagd van advies te voorzien. Naar beste weten, vrijblijvend. Je had mijn advies ook mogen afwijzen. Ik deed het niet omdat ik belangrijk wilde zijn en vond dat ik het beter kon. Mijn redenen om het wel te doen waren:
        (a) ik vond dat jouw initiatief alle support verdiende
        (b) ik vond/vind je sympathiek en ik vond je manier van aanpak goed
        c) ik gun het Pak Bo Keller, een man voor wie ik bijzondere waardering koester, dat zijn hartenkreten aangaande de inrichting van de gewraakte tentoonstelling EINDELIJK worden gehonoreerd.

        Toen iemand met – zoals ik het heb gevoeld – meer bombarie dan nodig liet weten dat hij het beter kon en jij, overigens zeer elegant, een stap terug deed, besloot ik mij niet meer openlijk met de zaak te bemoeien. Dus … no more support, ook al zou jij in de zaak weer actief in beeld komen.

        Tenslotte dat swotten. Als iemand, naar mijn smaak ook weer met enige bombarie, bij diverse gelegenheden een oude en bekende “tool of management” op I4E introduceert als hét tovermiddel, dan wekt dat bij mij irritatie, alsof wij allemaal tolol zijn. Daarop ga ik dan cynisch reageren. Maar is dat natrappen?

        Ik ben in ieder geval weer even genezen van mijn drang tot ondersteunen. Behalve wanneer dadelijk het project “Monument voor (groot)moeders van de buitenkampers” van de grond komt en er poen nodig is. Dan zal ik ruimhartig de dompèt trekken, ook voor wijlen mijn inlandse grootmoeder, moeder en inwonende ongehuwde tante, moeder’s zuster. Gedrieën hebben ze niet alleen mij en wijlen mijn oudere zusje door de oorlog en daarop volgende bersiap geholpen, maar ook anderen die aan hun deur klopten.

        Een monument voor hen en al die anderen die hetzelfde deden. Het zou mooi zijn. Opdat het nageslacht hun grote daden niet zal vergeten.

        Pak Pierre

      • Huib schreef:

        @Pak Pierre,

        Toen ik het opschreef wist ik dat natrappen eigenlijk niet de juiste woordkeuze was en heb getracht in het nawoord, of hoe noem je zoiets, enigszins recht te zetten. Niet gelukt blijkbaar. En daar bied ik dus oprecht mijn verontschuldigingen voor aan omdat ik zonder je te kennen je zeer respecteer en veel van je standpunten en inzichten deel.
        De sympathie is dus blijkbaar wederzijds

        Ik heb goed begrepen wat je bedoelde te zeggen en zou het mss net zo gezegd hebben, ware het niet dat ik geen zand in de raderen wil gooien, in de hoop en verwachting dat het Bronbeek initiatief op de voorgrond blijft staan. Los van persoonlijke humeuren of voorkeuren. C’ est le ton qui fait la music. Is het nou le of la?

        Juist door het respekt die ik ook opvatte voor Pak Bo ben ik tot mijn aktie gekomen en waardeer het nog steeds dat ik ook op je ondersteuning mocht rekenen. Hoop dat dit door mijn onbedoeld verkeerde woordkeus niet is veranderd.

        Ik heb trouwens afgelopen Zaterdag het genoegen gehad Pak Bo te leren kennen in Bronbeek. Ik denk dat het tussen ons vanaf het eerste moment goed klikte en hij heeft me het hele gebeuren daar en alle knel-en pijnpunten getoond. Ik was zo gefascineerd door zijn verhalen dat ik uiteindelijk glad verzuimd heb om het meegebrachte foto toestel te hanteren en van aantekeningen maken is ook helemaal niets gekomen. Had eigenlijk een dictafoon of zo mee moeten nemen. Zal dus wel een vervolgbezoek moeten worden.
        Nu heb ik geen verstand van hoe je een museum moet inrichten. Maar begrijp nu beter dat ik na mijn vorig bezoek een paar jaar geleden geen enkele aanvechting whatsoever heb gehad om dat vaker te gaan doen.

        Er is getracht een beeld over te brengen v.a. de VOC tijd tot de grote exodus, verdeeld over verschillende zalen. Maar er zat geen chronologische lijn in, althans ik heb het niet kunnen ontwaren en daarbij kwamen dus die grote en kleinere missers waar Pak Bo op doelde en de idd. beperkte voorlichting over de ontstaansgeschiedenis van een toch wel belangrijke bevolkingsgroep. Je zou denken dat ze gewoon worden genegeerd en hun aandeel in de Indische geschiedenis niet ter zake schijnt te doen. Het begint al met een grote foto-expositie op de trap van aankomende vrolijk lachende repatrianten waarop geen enkel bruin gezicht valt te ontwaren, waardoor het leek op terugkomst of vertrek van een leuke vakantiereis.

        Tot slot voerde Pak Bo me naar het monument in de tuin met gedenksteen van slachtoffers van de Birma spoorweg en wees me op een steen waarboven stond Rangoon en de naam voorkwam van een G.L.E. Otto.
        Tot op heden voor mij onbekend. Dus nu ga ik maar weer spitten of dit niet een ver familielid is, nazaat van stamvader Joseph Otto, geboren in Semarang waar hij in zijn Indietijd met Marthelia Richter getouwd was en een berg kinderen gehad schijnt te hebben.

        Dat monument voor die Indische moeders, tantes en oma’s ook als ze Indonesisch zijn moet er echt gaan komen. Dus ik blijf op je steun rekenen, niet alleen de pecunia’s. En hoop op veel meer mensen die een initiatief in deze richting willen steunen. Om te beginnen ga ik op advies van Pak Bo kontakt proberen te leggen met mijn vriendje uit
        onze teenertijd, Frans Leijdelmeijer om te vragen of hij met zijn bekende naam ook mee wil helpen de aanzet hiervoor te geven.

      • Pierre de la Croix schreef:

        @ Pak Huib,

        Ik heb je geloof ik al eerder gezegd dat ik geen excuusjager ben. Een iegelijk mag wat mij betreft op dit blog schrijven wat zij of hij wil en als dat gebeurt met inachtneming van algemeen geldende fatsoensnormen, dan is dat voor mij okee. Dat laat natuurlijk onverlet mijn recht op weerwoord, al dan niet overgoten met azijn.

        Maar goed, als dat je geweten bevrijdt mag je excuses aanbieden die ik dan gaarne aanvaard. Inderdaad, de kreet “natrappen” deed me wel iets, reden waarom ik omstandig ben gaan uitleggen hoe ik in het leven sta. Misschien toch een typisch geval van “qui s’excuse, s’accuse”.

        Ook ik heb van Pak Bo privé “rondleiding A-Plus” gehad. De man is een wandelende encyclopedie en heeft ter ondersteuning nog een formidabele boekoe pienter, waar in keurig handschrift alles is opgetekend wat het memoreren waard is.

        Het is jammer dat juist mensen als Pak Bo – vergeet ook niet zijn staat van dienst voor vorst en vaderland – als Gekke Loetje worden behandeld en gepiepeld.
        Sorry Pak Bo, no offense …

        Pak Bo verdient dus alle steun en het is daarom goed als je Fransje L. als “hotemetoot” voor de goede zaak kunt strikken. Ik hoop op nog meer hotemetoten, liefst die welke werkelijke (= effectieve) macht en invloed kunnen uitoefenen of tenminste zij die dicht tegen de werkelijke macht en invloed aanschurken.

        Pak Pierre

  6. Huib schreef:

    Al eerder heb ook ik een hormat gebracht aan mijn moeder en alle Indische moeders die met vaak hele jonge kinderen zgn. buiten de kampen zonder al te veel middelen van bestaan, moesten zien te overleven in een steeds vijandiger leefomgeving. Met als apotheose de als dolle honden voortrazende “vrijheidsstrijders daartoe opgehitst door hun politieke leiders, hun bloedige lusten botvierden op onschuldige burgers”.

    Als er al een Indisch standbeeld moet komen dan toch ook wel een
    voor deze vrouwen en moeders.

    • Pierre de la Croix schreef:

      Goed idee. Een standbeeld voor de Indische tantes is er al.

      Van mij mag er een wat groter monument komen voor alle (groot)moeders (en wat mij betreft ook tantes) die zorgden dat hun buitenkampse gezinnen konden overleven, onder zeer moeilijke omstandigheden.

      Een plekje van eer (in het Engels geen “honorary place”, maar een “place of honour”) bij het Indisch Monument in Den Haag?

      Plaats genoeg.

      Pak Pierre

      • Pierre de la Croix schreef:

        P.S.: Er mag bij worden vermeld dat deze moedige vrouwen die hadden bewezen in moeilijke tijden hun mannetje te kunnen staan, zich in het algemeen zonder morren, ogenschijnlijk als vanzelfsprekend, een stapje terug deden toen hun mannen thuis kwamen en er als vanouds de lakens gingen uitdelen.

        Welke man zou dat in het spiegelbeeldige geval kunnen?

        Hoe vaak heb ik niet gemerkt dat in kleine en grote koempoelans van de 1ste generatie de mannen het hoogste woord voerden over hun avonturen in krijgsgevangenschap, terwijl de vrouwen bewonderend luisterden of in de dapoer dienende doende waren.

        Pak Pierre

      • Huib schreef:

        Fijn dat zijn dus al drie voorstanders. Als het nog in onze life-time er kan komen kan denk ik voortaan met meer recht van spreken en eerbied ook door het nageslacht over het Indisch monument gesproken worden. Ik neem tenminste aan dat Ruud Schmitt hier ook vol achter staat. En die grootmoeders en tantes moeten idd erbij Pak Pierre.
        Hoe moeten we dit aanpakken?

      • Pierre de la Croix schreef:

        Tja …. misschien kan je onze grote man uit Italië voor de zaak interesseren?

        Eerst een SWOT analyse natuurlijk, om de haalbaarheid van het project te toetsen.

        Pak Pierre

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *