Ingezonden door Ivo Pabbruwe, Chairman van de Ex Japanse Oorlogs Slachtoffers in (EJOS Inc) Nieuw Zeeland.
Historie AMG PABBRUWE- de WAIJER, 1942-1945
28 DEC 1912 – 14 APR 1998.
GEDANGAN- Klooster kamp;
Uit haar dagboek; Van die eerste dagen weet ik weinig meer dan dat we maar rond daasden, mama met Jon op den arm. Hoe de was toen klaar kwam weet ik ook niet, ik liep steeds met tranen in de ogen en voelde me wanhopig. De mensen zonder kinderen legden beslag op de gemakken, die het gebouw nog bood : stoelen, banken en tafels, ik had geen tijd om daarop te letten, liep maar met vuile was en po’s en wist niet waar water te halen, of de boel schoon te maken.
In Mei 1945 waren er 3700 vrouwen en kinderen, een onvoorstelbaar aantal, wanneer men bedenkt, dat het desbetreffende deel van het klooster een terrein van niet meer dan 200 bij 80 m besloeg! –
De po, de emmer en het zeil, dat zijn wel onze kostbaarste bezittingen.
Na het Kamp – GEDANGAN in Semarang – de bevrijding.
De meeste mensen gingen bij elkaar in villa’s wonen, voor bescherming. Mijn ouders waren zo blij weer even samen te kunnen zijn, dat ze ergens anders onderkomen zochten. De villa werd gebarkadeerd tegen woedende mensen – Amok!
– De BERSIAP tijd. Vader ging naar de markt voor fruit en is nooit weer terug gekeerd – en hoogst waarschijnlijk vermoord, maar nooit is er iets gevonden noch gehoord. ’t Enige dat Moeder met 2-kleine kinderen kon doen, was op de eerste beste boot terug naar Nederland te reizen. Het werd de m.s.”TEGELBERG”.
Maart 1946 aankomst in Nederland – met alleen de kleren die men aan had, gn onderkomen, ze had NIETS, dus naar haar ouders in HILVERSUM.
Niemand in Nederland begreep veel van de half – of volbloed Indonesische Gemeenschap. Men kon echter met niemand dan hun medemensen over het Kampleven praten. Dit bracht de nodige terughoudendheid en “syndromen” met zich mee, dat nooit door de gemiddelde Nederlander is ingezien tot pas na 1990, toen kranten er over gingen schrijven en er boeken over verschenen. Men durfde het nu te publiceren.
– Veel families afkomstig uit Indi werden ondergebracht in (grote) villa’s, met name in Hilversum. Velen waren gewend op houtvuur op de grond te koken – men stookte vuur binnen op de vloer in de kamer, ’t was buiten te koud immers – En de villa’s waren al gauw uitgewoond en moesten na enkele jaren geruimd en afgebroken worden. –
Moeder en kinderen waren zeer ondervoed en de jongste van 3-jaar kon twee stappen lopen en viel dan om. Heeft nu hele slechte ogen. Moeder moest bijkomen en de kinderen, 3 en 6-jaar gingen naar Kostschool in Driebergen voor een 6-maanden. Als er ’s avonds aan de deur werd gebeld kreeg Moeder hartkloppingen. Het zou toch niet . . . . Neen, helaas, haar man is nooit gekomen. Een zeer onzeker gevoel voor haar.
Uit een brief aan het Rode Kruis; De Mij.-en willen echter niets doen zonder officiele overlijdensacte. De B.P.M. heeft reeds meerdere malen geprobeerd deze te krijgen via Batavia, doch dit is niet gelukt. Daar mijn man inmiddels reeds een jaar als vermist wordt beschouwd, verzoek ik U nogmaals of het niet mogelijk is mij “een acte van” te verstrekken.
In 1956, na 10-jaar werd de dood van Vader uiteindelijk erkend door de SHELL en kreeg Moeder een uitkering, waarvan ze een stukje grond kon kopen om een jaar later haar eigen huis te kunnen bouwen. In die tijd, als er geen
conkreet bewijs was van iemand die overleden was moest je 10-jaar wachten voor een levensverzekering uitbetaling!
Moeder heeft altijd problemen met de spijsvertering gehad na het Kampleven. Een overblijfsel uit het kampleven was haar verzamel woede en heel moeilijk iets weg te kunnen gooien.
Altijd dingen maar wr verstellen en nieuwe, goede spullen “voor later” bewaren.. Ze vond het altijd zeer moeilijk om dingen weg te gooien. Dingen terug halen, die al in de vuilnisbak gedaan waren!
Een grappig overblijfsel was het altijd drogen van de pannen in de zon (ontsmetting) in de tuin op een rekje, dat men in Indi deed immers.
Zure melk? Als de melk bedorven was werd het “hang-op”. De zure, geklonterde melk in een theedoek aan de waslijn uit laten hangen. De “hang-op” was haast yoghurt, dat in de jaren 50 amper bekend was in Nederland, en lekker met wat suiker om te eten als toetje. –
Mijn Moeder was goed in het maken van “Haagse bluf”. Ook een overblijfsel uit het kamp.
Uit haar kampdagboek; Als er suiker was werd er koffieklop gemaakt. Dit is een kamplekkernij en vooral de kinderen vinden het kloppen en snoepen ervan heerlijk.(Heel sterke koffie-extract, gefilterd door een hoog smal blikje. Opkloppen tot het schuimt, dan telkens een beetje suiker erbij. Vergt veel geduld, ik doe er wel eens te vlug suiker bij, dan mislukt het. Het moet stijf zijn. Vandaar dat suiker altijd feest betekent hier. Er zit dus veel lucht in, dat vult de maag. Feitelijk niet goed, want ze krijgen er diarhee van.)
“Na een suiker-uitdeling was er altijd voldoende energie om met ware wellust koffieklop te maken: verse sterk gezette koffie (dat ging ook met koud water), daar een flinke schep suiker in en dan eindeloos kloppen met een vork. Na koffieklop zat je maag overheerlijk VOL – Uit Vrouwenkamp op Java,pagina 208.” –
De enkele keer dat we een ei krijgen, bewaar je de schaal en maakt dat fijn, dat we als kalk medicijn gebruiken – Tot nu toe kregen we ns in de 10-dagen een half stoombroodje, maar dit brood komt van een bakkerij buiten en heeft een echt goudbruin korstje.
Suiker in het Kamp was een luxe en werd zeer sporadies uitgedeeld en vaak als “straf” voor een maand NIET uitgedeeld.
In Nederland, als Moeder iets lekker vond werd het meteen “in-het-groot” ingekocht. Zoals b.v. blikken met peren of pruimen op sap. Gecondenseerde melk (“dikke melk” noemden wij het!) was ook altijd bij ons in huis. In de Tropen zeer bekend waar gewone melk te snel bederft.
Moeder was zeer onzeker over zichzelf. Altijd denken; “zou ik het wel goed doen?” De Jap zou haar eens kunnen betrappen. Wilde niet over het Kampleven praten. Ook omdat in het begin niemand er belangstelling naar had. Hier in Nederlanden wist men alleen over de Joodse vernietings-kampen in Duitsland. “Die hebben het wel zo erg gehad!”, “. . bij jullie was het lekker warm!”
Over de Tropische regens en Tropische ziekten werd niet gesproken of gedacht. De Japanse internerings Kampen waren net zo erg of nog erger misschien? Vooral het laatste jaar was ETEN een obsessie.
Uit haar dagboek; Ikzelf heb ook meer honger in mijn hoofd, dan in mijn maag. Telkens als ik van de grond opsta, wordt ik duizelig. Misschien kan een kind niet zeggen wat duizeligheid is. Voor een tekening v.d. tuin heb ik ’n paar speel-soldaatjes gekregen. De tafel waar voortdurend etensresten staan: een beetje melk voor ’s middags, ragot, die in tween gegeten wordt, een beetje pap voor 11-uur, hopeloos, want alles moet zorgvuldig worden afgedekt.-
(Van elke maaltijd bewaar je steeds iets, voor het geval de volgende maaltijd niet doorgaat vanwege te nat of geen hout b.v., vandaar allemaal kliekjes op de tafel uitgestald)
2 JANUARI 1945. Het is nu cht honger, niet alleen flauw zijn en trek hebben.- Mama loopt zelf te zwieberen op de benen, dus er kan niets extra’s af. Ik heb meer honger in het hoofd, dan in de maag.
Medio 1945 kregen de genterneerden per dag een ransoen verstrekt, waarvan de voedselwaarde gemiddeld per dag nog slechts 800-1200 calorin bedroeg, voor alle leeftijdscategorien minder dan de helft van wat onder de gegeven omstandigheden van middelzwaar tot zwaar werk nodig was – Uit SEMARANG.
Uit haar dagboek; Om de andere dag ’s avonds een half stuk brood.’s morgens en n pollepel pap. Mama loopt te zwaaien en kan niet meer opstaan zonder te duizelen. Toen het eten nog voldoende was ging het wel, maar nu zijn er erg moeilijke dagen, dagen waarop ik zo licht in hoofd en benen ben, dan doe ik alles heel langzaam. Soms kan ik nauwelijks recht lopen. Maar de was wacht elken morgen en moet gedaan worden Tot borstelen heb ik bijna geen kracht meer en doe dus alleen de handdoeken zo, die krijg ik op de hand niet schoon. Laatst heb ik een kopje melk van de kinderen afgenomen en er koffie van gemaakt voor mijzelf, ZALIG! Onze avond groente is kool in water gekookt, hard en ongaar, soms met betelbladeren er door. -Waterige soep, waarin wat slijmerige posteleinblaadjes ronddreven, maar het was extra, boven het kamprantsoen -Maar beide kinderen eten het gelukkig met smaak.
– Ons rantsoen bestaat nu uit;negentig gram rijst, honderd gram stijfsel en honderd gram djagoeng (mas). Vrijwel geen groente en helemaal geen vruchten. Ons suikerrantsoen is tweehonderd gram voor tien dagen met zo nu en dan een extraatje. (Uit Vrouwenkamp op Java,pagina 239) –
Men droomde van eten en was de hele dag doende om iets te vinden om te eten. Ruilen van wat dan ook was vaak een oplossing. Soms kwam het avondeten heel laat klaar vanwege hout te kort of NAT hout.
Het Rode Kruis heeft 2-maal paketten gestuurd. En maal kregen we een pakket door, nadat eerst het nodige eruit was gehaald door de Jap. Ze lieten o.a. de blikjes er in. Hoe moest je die nu open maken? Een tweede pakket is NOOIT
doorgekomen!
Uit een ander dagboek; Een nieuw element was de verplichte tewerkstelling, naast de inmiddels eveneens verplichte diensten in de keuken, de ziekeninrichtingen en bij de sjouw- en schoonmaakploegen nu ook wachtlopen – Uit SEMARANG.
Uit haar dagboek; Het trapdweilen heb ik er aan gegeven, dat vergt teveel van me. Nu moet ik er feitelijk een uur wacht voor lopen, maar ze vergeten mij misschien wel even. Er zijn nu commissies, die het werk verdelen. Die
commissies zijn in opdracht van de Jap opgericht. Vijf-en-dertig treden zijn het en wel een 2-meter breed!
STRAF!; Als er wat gestolen werd – zoals hout, om te stoken – werd de wacht er van beschuldigd en gestraft. De beschuldigde vrouwen moesten dan hurken met een bamboestok in hun knieholte. Uren lang in de felle zon, hetgeen de
bloeddoorstroming belemmerde. Vele andere vrouwen moesten het aanschouwen en vielen soms zelfs flauw, dat is zonder stok! Uiteindelijk mochten ze opstaan. Wanneer de bamboestok werd weggehaald krepeerden de vrouwen van ondraaglijke kramp pijnen over de grond, kreunend en gillend, tot groot vermaak van de Jap. Dit liet absoluut geen sporen achter, vandaar, dat ze dit bedacht hadden.
Waarschijnlijk werd dat hunzelf ook aangedaan –
En van de ergste dingen was het “aanschouwen” van iemand die gestraft werd.
Op het verzamelveld waar een ieder afstraffingen MOEST bijwonen en aanschouwen. Wilde je helpen? Dan kreeg je dezelfde traf, hetgeen verschrikkelijk was. Men kon ABSOLUUT NIETS doen. Je beste vriend of familielid werd soms geradbraakt of in puin geslagen, dat is iets wat je nooit vergeet. De Jappen waren ook zeer sadisties met hun medemilitairen.
De overdracht van het kamp leidde vrijwel onmiddellijk tot de instelling van een op militaire leest geschoeide kampdiscipline. Dit betekende ondermeer dagelijkse, vaak uitputtende en vernederende appls, verplichte eedsaflegging tot gehoorzaamheid aan de Japanse autoriteiten,en veel verdergaande concentratie van genterneerden in grote eindkampen.Voorts werden de kampen intern strakker geordend, mede door een verdeling in blokken (han, onderleiding van een hancho) en kleinere onderafdelingen (kumi, onder een kumicho). Huiszoekingen en straffen, voorheen slechts bij uitzondering toegepast, werden gangbare ,in sommige kampen vrijwel dagelijkse praktijk.
De strafoplegging vond formeel plaats volgens de krijgswet van het Japanse leger, maar in de feitelijke uitvoering van het strafrecht konden de kampleiding en vooral ook de Kempeitai, die bij ernstige zaken bijna altijd werd ingeschakeld, zich ongehinderd te buiten gaan aan fysiek en psychische mishandeling – Uit SEMARANG.
De koks waren echte wondermensen hoor. Ze kregen toch altijd weer wat voor elkaar.
Uit haar dagboek; De dagen hier worden gevuld met het in de rij staan;
Eerst 3-kwartier tot een uur voor de pap. Stijfselpap noemen we het, helmaal doorschijnend.
(blubbertjes pap noemden wij het. Het was eigenlijk behangsel stijfsel!)
Japan heeft de Conventie van Genve nooit erkent! (krijgsgevangenen huisvesten en eten geven en NIET misbruiken voor werk – Birma spoorlijn, Sumatra spoorlijn, amunitie fabrieken, uniformen/kleding maken – met andere woorden, dwang-arbeid) Moeder moest o.a. luchtgaatjes in Jappanse vechtpetjes maken en afzomen. Vader werkte in een amunitie fabriek (pyrotec) ergens op Java.
De Kampen werden geregeerd op een Militaire voet en geen pardon. Elke passerende Jap moest met een buiging gegroet te worden hetgeen een grote vernedering was voor de Nederlander. Verder appl, aftellen op het veld op het heetst van de dag!
Je werd altijd maar weer vernederd.
De Jap was meestal veel kleiner dan de Nederlandse vrouwen in het Kamp, maar je moest buigen, steeds maar weer. Een Kamp commandant stond vaak op een kist zijn toespraak te houden.
Vader en Moeder overleefden het Kamp. Na 15 AUG weer samen buiten het Kamp gaan wonen.
Wij waren toen 3 en 5 jaar oud en leerden onze Vader kennen. Amper 3 mnd later in DEC 1945 ging Vader naar de markt en is daar van nooit terug gekeerd. Waarschijnlijk opgepakt door de Republikeinen. Vermist verklaard. Er is nooit iets van hem gevonden.
Moeder, ten einde raad, is terug naar Nederland gereisd en kon gelukkig bij haar ouders in Hilversum terecht. Hier zijn wij geschoold en opgegroeid.
Moeder heeft veel geworsteld met spijs vertering problemen. Ging altijd heel laat slapen. Liever niet blijkbaar.
In dromen beleefde men vaak nare dingen van het Kamp leven. Hetgeen een bekend euvel was van Ex Nederlands-Indie kampbewoners.
Ivo emigreerde met zijn familie naar Nieuw Zeeland en in 1985 kwam Moeder ons achterna. Ze heeft hier nog gelukkig geleefd met ons.
In 1995 is ze gevallen. Heup breuk. Na de heup-operatie was Moeder geheel van streek. De andere mevrouw op de zaal vroeg ons of ze soms in een Kamp had gezeten.(!) Ze riep steeds maar om hulp half in haar slaap. Ze had vanacht nogal wat geschreeuwd en gespookt, waarschijnlijk vanwege de narcose. Ze dacht, dat ze haar vast/gevangen hielden
Op haar oude dag in het verpleeghuis, in Nieuw Zeeland, kreeg ze nachtmerries over het Kamp, wilde liever niet slapen, vanwege de angstige en nare dromen. Oudere mensen doezelen veel gedurende de dag en schrikken dan soms “wakker”. Werd angstig en paniekerig, omdat ze zichzelf in het Kamp zag en altijd maar bang was, dat ze “haar jongens” zouden weghalen. Tranen in haar ogen, ondanks, dat we haar vertelden, dat we nu grote jongens waren.
In 1998 is ze overleden op 84-ge leeftijd en je moet er eigenlijk 10-jaar bij optellen i.v.m. het 3 1/3 jaar Kamp leven..
DANK voor Uw aandacht. Het mag toch wel eens aan het licht komen wat veel mensen hebben meegemaakt daar in het NEDERLANDS-Indi.
Helaas komen slechte herinneringen terug als men dementeerd.
Ivo en Jon Pabbruwe, JUNI 2002. Nieuw Zeeland. Opdated JUN 2009.






















































Ivo en Jon Pabbruwe,
Mijn naam is Jan Pabbruwe. Ik woon in Leiden en ik vroeg me af wat onze ‘link’ is (achternaam). Ik hoop op een reactie!
Met vriendelijke groet, Jan Pabbruwe
Beste Jan Pabbruwe,
Vandaag 28 FEB 2012 en ik vind je reactie !
Geef wat meer info want ik heb een familie stamboom hier.
Ik woon sinds 1972 in Nieuw Zeeland. Broer Jon sinds 1985 in Mozambique.
Graag hoor ik van je.
Mijn e-mail adres; Ivo.P@xtra.co.nz
Ivo, je stuk met aandacht gelezen. Het was k een holocaust, hl erg omdat de jap sadistisch tergend langzaam GENOCIDE pleegde. Mijn grootouders zijn een vreslijke hongerdood gestorven, de een na de ander vlak voor de bevrijding! Tot op heden wordt geprobeerd Japan die oorlogsmisdaden te laten bekennen, o.a. door de United Nations en Amnesty International. Japan ontkomt echter nog steeds hieraan en schuilt zich achter opzettellijke “onwetendheid”, geholpen door een ultranationalistische regering! En landen met handelsbelangen. EENS ECHTER ZULLEN ZE ZWAAR BOETEN. Door het opkomende Chinese machtsoverwicht dat de Nanking-moorden en andere wreedheden niet is vergeten! Nu, in 2009, langer dan 64 jaar later . . . . . . .