Reggie Baay vertelt over de gruwelijkheden die nederlandse slavenhouders hun slaven aandeden. Gefilmd tijdens presentatie van zijn boek ‘daar werd wat gruwelijks verricht’.

Reggie Baay was op de radio bij OVT, zie hem rechts op de foto
Begin te luisteren op 25.50 minuten





















































” De eigen afstamming van een inheemse ‘oermoeder’ of njai was lange tijd taboe onder Indische Nederlanders.”
Die taboeverklaring is bekend, maar je moet dat niet generaliseren dat iedereen met een inlandse voormoeder ijverig die verdrong. In mijn familie werd er gewoon rustig over gesproken, ook al kenden we hen niet… omdat er geen informatie over specfieke personen was.
Ook in die 10 jaar van deze site doen de lezers daar niet moeilijk over.
Een andere generalisatie ligt in de frase ” vele indo’s claimen dat ze een Indische prinses als voormoeder hebben ‘ . Een sjieke afstamming claimen is van alle culturen en van alle tijden.
Heel normale menselijke neiging. Donald Tick, kenner van Indonesische vorstenhuizen, zegt dat hij ervaart dat claims die hij tegenkomt vaak wel waar zijn.
Zeker, is het ook zo dat mensen liever niet willen weten hoe rechteloos hun voormoeder als njai was. Maar niet alle voormoeders werden na misbruik gedumpt.
En niet altijd werden kinderen volledig in de steek gelaten na zo’n dump.
De Indische Nederlanders in het algemeen, generatie 1, zijn niet opgegroeid met het idee dat een van hun voormoeders slavin was. Vergeten of verdrongen door voorgaande generaties. Tjaaa hoe moeten de kinderen dat dan weten ?
Bij genealogisch onderzoek kom je wel tegen dat er een document is dat een voorvader een kind adopteert van een slavin .
Het aantal mensen met een slavin als voormoeder (200-300 jaar terug) zal wel groter zijn als men denkt. Maar is het een meerderheid van de Indische Nederlanders? Zo vaak kom ik het ook weer niet tegen in genealogische onderzoeken.
Taboe misschien wel, maar er is volop over gerapporteerd en geschreven. De oorspronkelijke bronnen zijn bij het NA.
“njai was lange tijd taboe onder Indische Nederlanders.” Ik weet niet of ‘njai’ zo taboe was. Dat woord heb ik pas in Nederland leren kennen. In Indië was het gewoon mijn oma, Mah Wakira.
Taboe…ws opgepikt uit de ‘ras selectie’ verhalen ten tijde vd internering in de japanse kampen.
***Indo’s, de gemengd Indonesisch-Europese burgers van Nederlands-Indië, waren tot op het bot loyaal aan Nederland. De Japanse bezetters verwachtten dat de mensen van gemengd bloed wel voor hun Aziatische kant zouden kiezen, maar dat pakte totaal anders uit.
Voor Lucy Bussemaker-de Neve was het al Nederland wat de klok sloeg in Indië. Zoals de meeste Indo-Europese vrouwen bleef ze zich tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië westers kleden. „Dat was de tragiek van haar eigen opvoeding. Mijn moeder was zo pro-Nederland dat ze weigerde om zich te ’verlagen’ door Indonesische kleding te dragen”, vertelt Herman Bussemaker (74).
http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1161802/2009/08/15/Hoge-prijs-voor-loyaliteit-van-Indo-rsquo-s.dhtml
http://www.groene.nl/artikel/de-geschiedenis-van-de-stilte
Voor de Indische gemeenschap wordt, volgens de Indische historica Lizzy van Leeuwen, slavernij in de Oost geschiedenis van de stilte, genoemd. Omdat dit feit niet in ons collectief geheugen als – Indisch – erfgoed is opgenomen. Zodat dit ook niet gezamenlijk herdacht wordt, zoals herdenking wel gewoon is geworden ten opzichte van de slavernij “in de West” . Keti Koti, een Surinaams begrip, betekent ‘Verbroken Ketenen’. Het symboliseert de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 in de toenmalige koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen en daarmee de afsluiting van een zwarte periode in de Nederlandse geschiedenis.
Misschien bleef het stil, omdat de stilte niet altijd gruwelijk was… Er zijn – in de Oost – ook verhalen dat de geschiedenis van (enkele) slavinnen gerelateerd waren aan mannen uit hogere kringen en aan landheren die als Oosterse prinsen leefden en met grandeur en rijkdom en enorm groot landbezit omgeven waren, tot ver in hun nageslacht. In het boek De oude Indische wereld 1500-1920 (geschreven door Ulbe Bosma en Remco Raben) wordt gerept over Indische families uit de 17e en 18e eeuw die als oermoeder een slavin (of meerdere slavinnen) hadden. Deze Indische families hebben lange tijd het oude Indie gedomineerd.
Toch knap (….) hoe mevr. van Leeuwen uit de feitenbrij van ons verleden, verbanden suggereert en conclusies trekt die door anderen ‘niet werden opgemerkt’. Zo werd bv Geert Wilders afgerekend op z’n paar druppeltjes javaans bloed.Tja een wetenschapper die niet publiceert …:)
Is het niet een tikkeltje hoogmoedig om te oordelen over hoe men toen omging met de verschillen in de sociale posities van arm en rijk.
van Leeuwen : “Of de Zuidoost-Aziatische huishoudslavernij wel zo ‘goedaardig’ was als sommige koloniale historici graag volhouden is – en blijft – dus zeer de vraag.
Artwell Cain. Hij ziet het onderzoek naar en de verwerking van de Zuidoost-Aziatische slavernij als een zaak die in de eerste plaats opgepakt moet worden door de Indische gemeenschap. ‘Zonder meer moeten we ook tot samenwerking komen. Schuld en schaamte staan onderzoek van het eigen verleden helaas vaak in de weg.’
De Indische gemeenschap beschouwt zich ondertussen evenmin als de Molukse gemeenschap als erfgenaam van een slavernijverleden. Over de Aziatische slavenhandel heeft men geen weet; als kleurlingen bezaten hun voorouders in de negentiende eeuw soms slaven. De eigen afstamming van een inheemse ‘oermoeder’ of njai was lange tijd taboe onder Indische Nederlanders.
Dat soms zelfs nu nog liever gezwegen wordt over de ‘inlandse tak’ bleek bij het verschijnen in 2008 van het boek De njai van Reggie Baay, over het concubinaat in Nederlands-Indië. Baay, zelf kleinkind van een njai, doorbrak het zwijgen over dit beladen en onverwerkte verleden, wat hem door sommige Indische Nederlanders werd verweten. De positie van de njai was die van seksuele slavin, onbetaalde huishoudster en rechteloze kinderverzorgster-moeder; van volledige economische en sociale afhankelijkheid (njai is niet voor niets een Balinees woord). Haar kinderen konden ieder moment van haar worden afgenomen en ze verrichtte gedwongen arbeid, ook al werd ze fatsoenshalve geen slavin genoemd.
Vanuit de Indische gemeenschap zal geen onderzoek naar de Nederlandse slavernijpraktijken in Zuidoost-Azië worden geëntameerd”
In het boek De oude Indische wereld 1500-1920 (geschreven door Ulbe Bosma en Remco Raben) wordt gerept over Indische families uit de 17e en 18e eeuw die als oermoeder een slavin (of meerdere slavinnen) hadden.
===============================================================De rol van de slaven en slavinnen van Batvia e.o werd in diverse boeken zoals :
Taylor, Jean German. 1983. The Social World of Batavia: European and Eurasian in Dutch Asia, Batavia van H.E. Niemeijer , Batavia deel I en 2 Bataviaasch Genootschap etc 1922 .
Dat slaven soms mishandeld werden staat ook duidelijk beschreven .
Tip van IAF
Het verlenen van herendiensten was een aloud gebruik en blijkbaar algemeen aanvaard.
De adel, meestal kasteelheer, zoals hier in mijn dorp nog gangbaar was zo’n 40 à 50 jaar geleden bezat vele landerijen met boerderijen. Veelal waren deze nog verstoken van moderne faciliteiten zoals electriciteit, gas, water en riolering want deze stammen veelal uit de 18e en 19e eeuw.Om over telefoon al helemaal niet te spreken. Het grondwater werd opgepomt met een handpomp en kwam via een leiding in de luxe gevallen met een leiding en een kraan in een soort gootsteen (de geute) in de keuken terecht. Daar werd de vaat gedaan en ook het lijf gewassen.
Als toilet diende een diepe kast met een gat in de vloer die naar een gat buiten het gebouw leidde, de strontput. Deze werd jaarlijks leeggeschept en over de akker als bemesting uitgestrooid.
De veelal keuterboeren betaalden enkele guldens pacht per jaar maar moesten herendiensten
bewijzen door bv werkzaamheden op de landerijen en in de bosbouw van de heer te verrichten.
Ook de dienstboden werden geacht behalve te kuisen de heer te gerieven. (Vandaar waarschijnlijk het woord onkuis, hihi..).
Op paleis het Loo maakte prins Hendrik, de gemaal van Wilhelmina, dankbaar gebruik van die diensten voor persoonlijk gerief.
De kinderen uit zo’n liaison werden uiteraard niet erkend en bleven bastaards. En de moeder had geluk als ze wat centjes toegestopt kreeg als ze het kasteel moest verlaten met haar kind.
Het verhaal gaat dat niet alleen prins Hendrik op deze wijze gezorgd heeft voor vele onechte nazaten.
Huib.
“De Indische gemeenschap in Nederland is zich niet bewust van mogelijke wortels in de slavernij, en weinig geneigd die te zoeken.”
Mits enkele uitzonderingen, schijnt de Indische gemeenschap – misschien – een en ander in de slavernij vanzelfsprekend(er) te vinden vanuit de inlandse cultuur? De oude herendiensten, vaak uitgevoerd onder het motto “gotong royong” werden al ingevoerd bij de oude Soendanese koninkrijken. Het is een dienst aan hun heren (heersers) in ruil voor bescherming (precies zoals vroeger in Europa voorkwam). Heb je een goede heer, dan hoefde je niet gratis herendiensten te verlenen. Het is een principe om in samenwerking elkaar te helpen en voor elkaar op te komen. Het diende bijvoorbeeld om de armste bevolking van een dorp te ondersteunen. Is het dus zo, dat als je als jong inlands meisje door je vader werd verkocht voor de slavenmarkt of – in latere tijden – als njai aan een blanke heer, dat het sociaal goedgekeurd werd als een (financiele) ondersteuning aan het hele dorp of tenminste dat dit ten goede kwam aan de familieleden?
In het gesprek over slavernij van Oost (Reggie Baay) en West (Cynthia McLeod) hoorde ik veel meer verbittering in de woorden van McLeod.
Met enige emotie over de slavernij spreken is een Surinaamse gewoonte, lijkt me
Toch kan Cynthia McLeod best dingetjes over die slavernij relativeren, zover ik haar eerder op tv zag spreken.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cynthia_McLeod
“In Batavia waren moeilijk slaven te vinden. Daarom werden zij van elders gehaald. ”
—————————————————————————————————————————
Daar lopen alleen Sundanezen ( Sunda Kelapa was de grootste haven geweest van Padjadjaran) en Javanen (uit Bantam) en de nakomelingen van de resten van de expeditie leger van Sultan Agung , ze hebben hun eigen nederzettingen , de bekendste was Matraman ( van Mataram, Depok (van Padepokan).
In de huidige Jakarta heb je nog de Kampung Jawa .
De Javanen waren gewantrouwd , VOC was bang dat ze als 5de colonne werd gebruikt.
Dus ze mogen niet binnen de vesting komen wonen, later geldt dat ook voor de Chinese slaven ( vaak geroofde of gesmokkelde Chinezen) , die later buiten de vesting als roversbenden opereren.
Dat leidde later tot de Chinese moorden in 1740.
In de boeken van Lin Scholte; oa.Anak kolong wordt ook verhaald dat het ook voorkwam, dat een njai (van een militair) soms ook werd overgedaan( bij repatriatie) aan een collega- nieuwkomer. En dat gebeurde in de jr.1930-’40. Waarbij vooral haar goede eigenschappen als ‘getuigschrift’ gold.- Mijn overgrootmoeder van vaders kant staat vermeld als; dochter van een christen slavin! Mijn moeder pochte ook wel eens over haar Javaanse moeder; ‘zij was van de Kraton’. Na veel navragen in de familie bleek zij kokkin te zijn geweest in de Kraton. Nou, zei mijn moeder daarna; ‘je moet toch ook wel van goede huize zijn om in de Kraton te mogen werken’.En dat is een waarheid. Ik herinner mij haar, mijn oma; door de slamatans; een feestelijk versierde tikar op de grond met overheerlijke nassi toepah in het midden, die zij opdiende voor de familieleden bij speciale dagen. Waarbij vooral door toevoeging van de heerlijke teri ( droge pikante visjes) in de rijst terp mij nu nog, doet watertanden!
Een (keuken) prinses uit de Kraton.
“dat een njai (van een militair) soms ook werd overgedaan( bij repatriatie) aan een collega- nieuwkomer.”
————————————————————————————————————–
niet alleen bij repatriatie , dat is nog begrijpelijk want de Nederlandse regering is niet gelukkig als er een stroom njai met hun kinderen naar Nederland komen .
Geld ook voor slaven .
Het overnemen van de njai door nieuwe / jonge soldaten gebeurde ook als manlief uitgestuurd werden naar andere eilanden (buitengewesten) , want een njai (evt kinderen) was vaak blok a/h been van de soldaat.
Dus als ze over gedaan kunnen , waarom niet ?
Een andere reden is door de aanwezigheid van de njai gaat de nog jonge/nieuwe soldaten niet snel zijn gerief bij een publieke vrouw zoeken.
En krijgen de achtergelaten( “afgedankte”) njai(+ evt.kinderen) een nieuwe beschermer die voor ze zorgen.
Interessant werkje is een deel over de KNIL in Weerzien met Indonesie(52 deeltjes)
“haar Javaanse moeder; ‘zij was van de Kraton’.” Zo’n verhaal zwierf ook rond binnen onze familie. Als ik naar mijn aderen kijk heb ik inderdaad blauw bloed! Indonesische voorouders werden tijdens de Japanse bezetting ook te pas en te onpas naar voren gehaald om een wat gunstige pendaftaran te krijgen. Hoefde geen prinses te zijn, wel bruin.
@Hoefde geen prinses te zijn, wel bruin.@
— Als yellow man bij den diejen een blauwtje liep, werd tie rood van schaamte en wit van woede. Tja, beken dan maar eens kleur …
e.m.
De mardijkers, die christelijk waren, onderscheiden zich ook in naamgeving duidelijk van de andere aziaten. Zij gebruikten Portugese of Nederlandse voornamen,
————————————————————————————————————
In tegenstelling tot de halfbloeds of Mixtiezen zijn deze Mardijkers , al dragen zij de zwierigste Portugeessche of de huiselijkste Hollandsche namen , VOLBLOED Aziaten.
Een Bataviase Domingo de Villa Nova heeft evenmin als zijn collega, de inlandse burger Jan Pietersen , een druppel Europesche bloed in zijne aderen
Wij herhalen : tusschen den Mixtiesen en den Mardijker is een duidelijk onderscheid in afkomst.
Eigenaardig blufferig waren de sonore en fantastische doopnamen , die de Mardijkers aan hunne kinderengaven zoals Gerlophia Wilphalina, Amanta Palestina doen eerder denken aan een herbarium dan aan een doopregister .
salam
Surya Atmadja van Betawi.
Ik ben nog steeds een slaaf van mijn driften ,mijn woord en werk.
Een slavin als voormoeder kwam vooral voor in de oude VOC-tijd van de 17e en 18e eeuw (1602-1799). Volgens Reggie Baay kwam dat meer voor dat men dacht. Het was geen uitzondering, zoals men eerst aannam. De Nederlanders waren nauwkeurige documenteerders. Menige Indische familie had een slavin als voormoeder (njai). Dan ging het vooral om families die al generaties lang in het oude Indie leefden en woonden. Na de nationalisatie van de VOC in 1798 gingen VOC-bezittingen over op de toenmalige Bataafse Republiek. De slavernij werd officieel rond 1863 afgeschaft. Maar in werkelijkheid was het nog niet voorbij. Op de plantages in de Oost heerste de verkapte slavernij. Ingevoerd in 1830 in de vorm van herendiensten onder het Cultuurstelsel. Toen het Cultuurstelsel (o.a. onder invloed van het boek Max Havelaar van Multati) rond 1870 werd afgeschaft, bleven nog heel lang de poenale sancties bestaan. De poenale sanctie was een onderdeel van de koelie-ordonnantie van 1880 en bepaalde dat een planter zijn koelies onbeperkte strenge straffen mocht opleggen die hij zelf geschikt vond, inclusief boetes. De planter was nu politie en rechter. De basis voor de straffen kon van alles zijn zoals luiheid, belediging of weglopen van de plantage. Door de poenale sanctie werd afranseling erg gewoon op de plantages in Nederlands-Indie. De opzichters waren van mening dat zonder deze afranselingen de ‘domme en onwillige’ koelies niet aan het werk te krijgen waren. Rond 1900 kwam er veel kritiek maar de sanctie werd pas in 1931 afgeschaft.
Een slavin als voormoeder komt ook meer voor als gedacht . Om redenen dat men het vergeten is. verdrongen heeft, er geen documenten zijn of direct te bekijken. Maar je kunt niet de njai’s als slavin beschouwen.
Ze koos er vaak zelf voor. En er waren geen wetten die haar verboden weg te gaan. Deed ze dat wel in de 19e eeuw dan werd ze niet vaak achtervolgd. althans die verhalen zijn er niet.
B “Een slavin als voormoeder komt ook meer voor als gedacht ”
Onze ‘gastarbeiders’ kwamen vrijwillig , maar feitelijk vond er in het verleden eenzelfde transport van werkvolk plaats tussen de landen. En ook zij bleven niet tijdelijk :).
“De vrije zwarten en de vrijgelaten christenslaven werden door de Portugezen ‘mardicas’genoemd, een woord dat werd vernederlandst tot mardijkers. In de 17e eeuwse bronnen is de naam mardijker synoniem met ‘inlands burger’of ‘inlander’.Deze etnische groepen uit India handhaafden in Batavia nog lange tijd hun eigen taal naast het Portugees of Maleis. De mardijkers, die christelijk waren, onderscheiden zich ook in naamgeving duidelijk van de andere aziaten. Zij gebruikten Portugese of Nederlandse voornamen, veelal gevolgd door een patroniem of soms nog een toponiem. Dankzij het gebruik van toponiemen ( bijvoorbeeld Pieter van Bengalen of Marcus van de Cust) kennen we dikwijls de herkomst van veel slaven en mardijkers.
Daar staat tegenover dat het gebruik van patroniemen vaak verhindert de etnische achtergrond en identiteit van mardijkers vast te stellen. Als Pieter van Bengalen trouwde met een Susanna van de Cust( van Coromandel dus, wat iets deftiger klonk door er ‘Susanna da Costa’ van te maken), en kwam uit dat huwelijk een zoontje genaamd Francisco voort, dan werd er gebruikgemaakt van een patroniem : Francisco Pietersz.
Onder mardijkers liepen na verloop van decennia heel wat mensen rond van wie de herkomst niet meer door een toponiem werd verraden : Maria Jacobz, Pieter Josephsz, Susanna Pietersz. Dit waren wel typische mardijkerspatroniemen, zodat de mardijkers vaak nog gemakkelijk in de bronnen geídentificeerd kunnen worden.
De slaven die door niet-christelijke Aziatische lijfheren of – vrouwen werden vrijgelaten, vielen niet onder de mardijkers maar onder andere etnische groepen, vooral uit de Maleisisch-Indonesische Archipel. Deze groepen waren in de meerderheid.
https://books.google.nl/books?id=cXl1AAAAQBAJ&pg=PT41&lpg=PT41&dq=mardijkers&source=bl&ots=qpz4Im_r8U&sig=St3FO1UiDeNGwvZ3rPA8m5fxC04&hl=nl&sa=X&ei=Vwi9VP6sJsjUOcORgfAB&redir_esc=y#v=onepage&q=mardijkers&f=false
Boeroeng, waarom redeneert gij zo formeel? Ze kon weggaan, dus was ze geen slavin..
Als een meisje sexueel wordt gebruikt, ze mag het huishouden doen, ze wordt af en toe gemept en ze wordt op een mooie dag met de kinderen achtergelaten…dan is zij in de strikte zin geen slavin, da’s waar. Maar wat was zij wel?? De geliefde en gerespecteerde echtgenote met wie manlief gearmd flaneerde en de soos bezocht??
Ben ervan overtuigd dat menig Indo het niet graag heeft dat in zijn voorgeslacht een of meer slaven/slavinnen zitten. Dat klinkt niet lekker, dat voelt niet prettig. Liever heeft hij het dat hij behoort tot het kamp van de meesters. Goed, die meester had dan een njai, maar die werd goed behandeld. Dat klinkt beter, dat voelt prettiger.
Ze koos er vaak zelf voor. En er waren geen wetten die haar verboden weg te gaan.
————————————————————————————————————–
Nee toch.
Ik kan moeilijk voorstellen dat die jonge, kleine gendoek(meisje) sta te trappelen om bij de grote een beer van een kanjeng toean te solliciteren als bijzit/huishoudster.
Je wist niet dat de grote toean gecharmeerd was van die bevallige inlandse meisje ( meer een pop dan een vrouw) .
Dus na bemiddeling van de (hoofd) mandoer ging Kromo overstag om zijn dochter aan te bieden bij de grote toean.
Kan ze mss beter leven krijgen, en hij krijg ook iets toegeschoven, uiteraard kreeg “sarinah” een stel sarung en kebaya plus gouden giwang( oorbel) of kalung emas.
En wee je gebeente als sarinah kuren toonde, wil naar huis gaan, heimwee naar de adiks of haar lievelings geit etc , gezichtverlies voor pak Kromo.
* namen zijn willekeurig genomen.
http://www.radio1.nl/item/257328-Slavernij%20in%20Oost%20en%20West.html
Inderdaad. Allerlei mythes worden teniet gedaan. Slavernij in oost en west. Een niets ontziende uitleg over slavernij in de overzeese kolonien door Reggie Baay en Cynthia McLeod. Over slavernijpraktijken van de VOC, waar wij niets van afwisten. Onze voormoeder, de njai, was – in de VOC-tijd – voornamelijk een slavin, verhandeld op de markt. En dat was geen uitzondering.
Mijn grootmoeder was niet zomaar een njai! Zij was een Madoerese, en dat werd mij duidelijk ingeprent. En dat het een vrije vrouw was heb ik ook gemerkt.
In Indische kwartierstaten vind je wel slavinnen als voormoeder, maar dat is niet bij de grote meerderheid van indo-europeanen.
Het kan zijn dat er te weinig documentatie is die het bestaan van een slavenvoormoeder bewezen. Maar voorlopig ga ik er vanuit dat een meerderheid van de indo-europeanen (dd 1950) geen slavenvoorouder hadden.
Zover mijn persoontje betreft, dus niet.
Maar voorlopig ga ik er vanuit dat een meerderheid van de indo-europeanen (dd 1950) geen slavenvoorouder hadden.
——————————————————————————————————-
Hangt af hoever men terug wil gaan reconstrueren.
De Mardijkers zijn vroeger vrijgekochte of vrijgekomen slaven.
Die gaan later vermengen met Indische mensen in Batavia .
Ma’af dese , wat 100% bewijsbaar is zijn de nakomelingen van de Belanda Depok ( Chastelein) .
“Over slavernijpraktijken van de VOC, waar wij niets van afwisten.” Wij weten inderdaad niet genoeg van de VOC. Vreemd. Er zijn kilometers boekenplank gevuld met publicaties en gepubliceerde archieven. Worden alleen niet gelezen. En nog enkele kilometers nooit geopende archiefstukken. Niet alleen in Nederland en Indonesië! Complete boekhoudingen.
Reggie is een beste kerel, maar hij moet niet doen alsof hij het is die heeft ontdekt dat ook in ons Indië sprake is geweest van slavernij. Je hoeft alleen maar in een simpel naslagwerk als de Encyclopaedie voor Nederlandsch-Indië te kijken en je weet het. Natuurlijk heeft Reggie meer feiten op tafel gelegd en het is waar dat het onderwerp flink uitgespit moet worden, maar niet doen alsof dit een donderslag bij heldere Hollandse hemel is.
Je overtrekt het weer. Loekie. Reggie Baay claimt helemaal niet de eerste ontdekker te zijn.
Luister dan goed naar het interview.
Trouwens: de presentator begon met de vaststelling dat nu dus ook duidelijk is dat Indo’s niet afstammen van vorsten en prinsessen, zoals menigeen graag beweert, maar van slaven..
@Loekie “niet afstammen van vorsten en prinsessen”
En de uitzondering bevestigt die regel… 🙂
Over de mogelijke afkomst van slaven …het waren bezitlozen, werkzoekenden en oorlogsbuit.
****De VOC had in haar inrichtingen, werven, pakhuizen enz. behalve vrijlieden (orang prijman) ook slaven. De VOC kende slaven van het ambachtskwartier, de gouvernementsslaven, de lijfeigenen van het gouvernement en de landslijfeigenen.
In Batavia waren moeilijk slaven te vinden. Daarom werden zij van elders gehaald. De meeste slaven in Batavia waren afstammelingen van Balinezen, Boeginezen, Makassaren en Timorezen. In vergelijk met de vrije inlanders die in de ogen van hun vorsten en hoofden weinig meer waren dan slaven, hadden slaven het niet veel slechter. De slaven uit Afrika, de zgn. “kaffers”, die de VOC had, kwamen uit Kaap de Goede Hoop en Mozambique. Zij werden ingezet als hulppolitie. De slavinnen werkten soms als concubine bij Chinezen en hoewel het verboden was, ook wel bij Nederlanders.
In Oost-Indië waren in Batavia de meeste slaven werkzaam, vooral in de huishouding en als handwerkslieden in de werkplaatsen in het ambachtskwartier. De laatsten woonden in een slavenhuis. Aanvankelijk werden slaven geacht tot het huisgezin van hun meester te behoren. De meeste slaven werkten buiten het huis van hun meester, bijv. in Batavia om op straat brood of bloemen te verkopen. Schoenmakers en kleermakers waren of inheems of slaven.
Omdat Batavia ieder jaar het inwoneraantal op 31 dember moest doorgeven aan de Heren XVII is het bekend hoeveel slaven er in Batavia waren. In 1699 waren dat er ca 20.000, 30% van de totale bevolking, in 1719 23.000 (28%), in 1739 16.000 (26%), in 1759 18.000 (14%) en in 1779 34.000 (25%). Van 1700 tot 1780 vormden de slaven dus zo’n 25-30% (20.000-34.000) van de bevolking. Meer dan de helft van alle slaven leefde in de 18e eeuw in Batavia.
Slaven konden trouwen. In 1665 werd bepaald dat bij een huwelijk met een vrij persoon zowel de meester van de slaaf als de naaste verwant van de vrije partner toestemming dienden te geven. Er moesten bovendien al kinderen zijn. In 1669 werd toegestaan dat slaven onderling trouwden en was de voorwaarde dat er kinderen moesten zijn vervallen. De meester moest de gehuwde slaven zelfstandig laten leven en kon ten hoogste periodiek het salaris van een koelie eisen mits de kosten van het huishouden en de kinderen dit toelieten.
Slaven konden met een zgn. emancipatiebrief, geschreven door de secretaris van de Schepenbank, worden vrijgelaten
http://www.vocsite.nl/geschiedenis/slavernij.html